Gedicht
Michael Palmer
TENTH ELEGY
TIENDE ELEGIE
Zuster Satan verklaart: Elegie is vloeibaar nee ze is lucht.Zuster Satan verklaart: Wanneer poëzie zich zonder woorden heruitvindt, zal ik de eerste zijn om te luisteren.
Verklaart dat wanneer seks zich zonder vlees heruitvindt, ik de eerste zal zijn om te vrijen.
Vraagt ZS: En als ik me vooroverbuig om een pen te nemen, wat dan?
(Want men moet de hand buigen om een pen te nemen.)
ZS verklaart: In de verloren uren van de nacht komt de waarheid van mijn gedachten tot leven, alleen maar om gedoofd te worden voor de dag begint.
Dus heeft een oceaan van chemisch afval zich over mijn werktafel verspreidt.
Wat te doen met zijn schoonheid?
Zuster Satan verklaart: Ik ben thuis in de vervalste elegieën. We droppen hen vanuit helikopters in de zee.
Verklaart: Ik verborg een roos op mijn lichaam of erin,
en in de roos een handgeweven rouwmantel,
en in die mantel geen lichaam dat je kent.
Zuster verklaart: Ik heb niet over mijn dorp gesproken, mijn onderwereld, de komediespelers en kosmologen die er samenkwamen,
extatisch, met lege ogen,
om waardeloos geworden munten te gooien in de Rivier der Vaderen
als dat haar naam zou zijn
op de achtste dag van iedere week van de dertiende maand van het jaar.
Ik hield toen van de namen van bomen: de hulst, de rode beuk, moeraseik en steeneik, ailanthus, kastanje, gladde iep en fladderiep, rode esdoorn, zure kers, papierberk, rode els, kornoelje, parasolden, grove den, bergden . . .
Ook al, geeft Zuster Satan toe, kan ik in feite geen enkele met zekerheid benoemen wanneer ik ze zie.
En in feite, verklaart Zuster Sadie, kan ik de woorden die ik hier gebruik om over mezelf te spreken, evengoed gebruiken om over een boom te spreken
of over een fysicus die met licht de tijd ontmantelt, een plechtige ongelovige als ikzelf,
slenterend langs de oevers van de smerige Tiber, onder een tuimelende zwerm spreeuwen bij zonsondergang
meer dan eens heb ik daar de Vier laatste liederen gezongen voor een afwezig publiek.
Heb gezongen of ben bezongen.
En als ik bovendien de Duivelstriller te veel prijs, zoals sommigen beweren, is het dat wat in mijn verouderende oor klinkt,
handen, keel en tong niet langer de mijne.
Zuster Satan verklaart voorts: Die spermavlek die op een of andere manier op me werd achtergelaten, talmt als de geur van hasjiesj in een walmende kamer, waarvan de ruimte tegelijk uitzet en samentrekt, zoals elegie die het verleden annihileert,
die vlek gevormd als de geïsoleerde traan van de Engel der Geschiedenis,
terwijl aardige Sasha in Petersburg het oog van een amandel in zijn mond laat glijden en lieve Elena ons knoflook uit de bergen opdient en me met een knipoog een verboden sigaret toeschuift,
en met wat geluk verwarren we de agenten van de rouw.
(Rome – St.Petersburg – Rome, nov. 2015)
© Vertaling: 2017, Tom Van de Voorde
TENTH ELEGY
Sister Satan declares, Elegy is liquid no it is air.Sister Satan declares, When poetry reinvents itself without words, I will be first in line to listen.
Declares that when sex reinvents itself without the flesh, I will be first in line to make love.
Asks SS, And were I to lower myself by taking up the pen, what then?
(For one must lower the hand to lift the pen.)
SS declares, In the lost hours of night, the truth of my thoughts comes alive, only to be extinguished before day arrives.
So an ocean of chemical waste has spread across my desk.
What to make of its beauty?
Sister Satan declares, The forged elegies are home to me. We drop them from helicopters into the sea.
Declares, I have hidden a rose upon my person or within,
and within the rose a homespun mourning cloak,
and within that cloak, no body that you know.
Sister declares, I have not spoken of my village, my underworld, the comedians and cosmologists who gathered there,
ecstatic and vacant-eyed,
to toss now worthless coins into the River of the Fathers
if that was its name
on the eighth day of each week of the thirteenth month of the year.
I loved then the names of the trees: the holly, the copper beach, pin oak and holm oak, ailanthus, chestnut, slippery elm and winged elm, red maple, choke cherry, paper birch, red alder, dogwood, stone pine, Scots pine, mountain pine . . .
Though in truth, Sister Satan admits, I can name none of them with certainty when I see them.
And in truth, Sister Sadie declares, the words I am using here to speak of myself I might just as well use to speak of a tree
or of a physicist undressing time by means of light, a solemn infidel like myself,
ambling along the banks of the filthy Tiber, under a swerving cloud of starlings at dusk.
There more than once have I sung the Four Last Songs to an audience of none.
Have sung or been sung.
And if as well I celebrate too much the Devil’s Trill, as some would claim, it is what rings in my aging ear,
hands, throat and tongue no longer my own.
Sister Satan further declares, That semen stain left somehow upon me lingers like the scent of hashish in a steamy room, whose space at once expands and contracts, like elegy annihilating the past,
that stain shaped like the Angel of History’s isolate tear,
while kind Sasha in Petersburg slips the eye of an almond into his mouth, and sweet Elena serves us wild garlic from the mountains and passes me a forbidden cigarette with a wink,
and with any luck we confound the agents of grief.
(Rome – St.Petersburg – Rome, Nov. 2015)
© 2017, Michael Palmer
Gedichten
Gedichten van Michael Palmer
Close
TIENDE ELEGIE
Zuster Satan verklaart: Elegie is vloeibaar nee ze is lucht.Zuster Satan verklaart: Wanneer poëzie zich zonder woorden heruitvindt, zal ik de eerste zijn om te luisteren.
Verklaart dat wanneer seks zich zonder vlees heruitvindt, ik de eerste zal zijn om te vrijen.
Vraagt ZS: En als ik me vooroverbuig om een pen te nemen, wat dan?
(Want men moet de hand buigen om een pen te nemen.)
ZS verklaart: In de verloren uren van de nacht komt de waarheid van mijn gedachten tot leven, alleen maar om gedoofd te worden voor de dag begint.
Dus heeft een oceaan van chemisch afval zich over mijn werktafel verspreidt.
Wat te doen met zijn schoonheid?
Zuster Satan verklaart: Ik ben thuis in de vervalste elegieën. We droppen hen vanuit helikopters in de zee.
Verklaart: Ik verborg een roos op mijn lichaam of erin,
en in de roos een handgeweven rouwmantel,
en in die mantel geen lichaam dat je kent.
Zuster verklaart: Ik heb niet over mijn dorp gesproken, mijn onderwereld, de komediespelers en kosmologen die er samenkwamen,
extatisch, met lege ogen,
om waardeloos geworden munten te gooien in de Rivier der Vaderen
als dat haar naam zou zijn
op de achtste dag van iedere week van de dertiende maand van het jaar.
Ik hield toen van de namen van bomen: de hulst, de rode beuk, moeraseik en steeneik, ailanthus, kastanje, gladde iep en fladderiep, rode esdoorn, zure kers, papierberk, rode els, kornoelje, parasolden, grove den, bergden . . .
Ook al, geeft Zuster Satan toe, kan ik in feite geen enkele met zekerheid benoemen wanneer ik ze zie.
En in feite, verklaart Zuster Sadie, kan ik de woorden die ik hier gebruik om over mezelf te spreken, evengoed gebruiken om over een boom te spreken
of over een fysicus die met licht de tijd ontmantelt, een plechtige ongelovige als ikzelf,
slenterend langs de oevers van de smerige Tiber, onder een tuimelende zwerm spreeuwen bij zonsondergang
meer dan eens heb ik daar de Vier laatste liederen gezongen voor een afwezig publiek.
Heb gezongen of ben bezongen.
En als ik bovendien de Duivelstriller te veel prijs, zoals sommigen beweren, is het dat wat in mijn verouderende oor klinkt,
handen, keel en tong niet langer de mijne.
Zuster Satan verklaart voorts: Die spermavlek die op een of andere manier op me werd achtergelaten, talmt als de geur van hasjiesj in een walmende kamer, waarvan de ruimte tegelijk uitzet en samentrekt, zoals elegie die het verleden annihileert,
die vlek gevormd als de geïsoleerde traan van de Engel der Geschiedenis,
terwijl aardige Sasha in Petersburg het oog van een amandel in zijn mond laat glijden en lieve Elena ons knoflook uit de bergen opdient en me met een knipoog een verboden sigaret toeschuift,
en met wat geluk verwarren we de agenten van de rouw.
(Rome – St.Petersburg – Rome, nov. 2015)
© 2017, Tom Van de Voorde
TENTH ELEGY
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère