Michael Palmer
I DO NOT
IK KEN GEEN
Ik ken geen Engels.
Ik ken geen Engels, en daarom kan ik niets te zeggen hebben
over deze jongste oorlog, bloeiend door een nacht-
kijker in de avondlucht.
Ik ken geen Engels, en daarom kan ik bij honger niet meer doen
dan herhaaldelijk naar mijn mond te wijzen.
Maar zo’n gebaar zou zoveel kunnen betekenen.
Ik ken geen Engels, en daarom kan ik niet op zoek gaan naar de
vereiste toelatingen, zoals bepaald in het recente protocol.
Zoals: Mag ik een woord van genegenheid gebruiken; mag ik nu
verder gaan, mijn arm of armen om je heen slaan en
zachtjes drukken; mag ik je nu op de mond kussen; nu de
linker nekspier; nu op de tepel van elke borst? Enzovoort.
Zou haar reactie in geen geval kunnen ontcijferen.
Ik ken geen Engels. Daarom heb ik geen manier om
over te brengen dat ik dit schilderij van niets boven
dat van iets verkies.
Geen manier om te spreken over mijn verleden of mijn hoop
voor de toekomst, over mijn bril, raadselachtig verbrijzeld
in Rotterdam, het beeld van Amor en Psyche in de
Zomertuin, de plotse, schelle kreten in de straten van
Sao Paulo, een horloge dat prompt stilviel in Parijs.
Geen manier om de grap over de rabbijn en de papegaai te
vertellen, de barman en de eend, de paus en de koetspoort.
Je zal begrijpen waarom je van mij geen brieven ontving en
waarom die van jou ongelezen bleven.
Namelijk die waar je zo precies schrijft over de
samenvloeiing van het zichtbare universum met het
onzichtbare, en over de lens van donkere materie.
Geen manier om de spiegelzaal te onderscheiden van het veld
vol koningskaarsen, de tupelo van de drilpiraat, het
doodijsgat van de windkanter.
Evenmin kan ik de woorden wetenschap, rekenschap,
achterklap, idioom en idioot uitbrengen.
Evenmin kan ik vertellen van de boomachtige schaduwen die
langwerpig langs de muur schuiven, terwijl de hoek van
de zon haar winterse declinatie maximaal nadert.
Kan niet vertellen van het amandelogig gezicht dat vanuit de
waterput naar boven tuurde, het stenen schip waarvan
het zeil een tong was.
En ik kan niet melden dat deze roos vierentwintig bloemblaadjes
heeft, waarvan een lichtjes verkankerd is.
Kan niet vertellen hoe ik ze zelf aan dit bureau ontmanteld heb.
Kan niet vragen naar de naam van deze roos.
Ik kan de woorden niet herhalen van de Engel die Optekent of
die van de Engel die Uitwist.
Kan noch spreken van dingen in overvloed, noch van dingen
die verdwijnen.
Toch blijven de spelen duren. Een gespierde man zwaait met een
stok naar een bal. Een vrouw in het wit strekt haar armen en
kerft een ware cirkel in de ruimte. Een dorp gaat in stof op
in de krijtheuvels.
Omdat ik geen Engels ken, bedacht men meermaals allerlei
namen voor me: Meneer Krul, De Losgeknoopte, Die nooit
antwoordt, De voorgoed verloren jongeling,
en Bespot-door-de-paarden.
De oorlog is ten einde verklaard, voor hij goed en wel begonnen
was.
Ze hebben hem Het Ultieme Gevecht tussen Nabijheid en
Afstand genoemd.
Ik ken geen Engels.
I DO NOT
I do not know English.I do not know English, and therefore I can have nothing to
say about this latest war, flowering through a night-
scope in the evening sky.
I do not know English, and therefore, when hungry, can do no
more than repeatedly point to my mouth.
Yet such a gesture may be taken to mean a number of
things.
I do not know English, and therefore cannot seek the requisite
permissions, as outlined in the recent protocol.
Such as: May I utter a term of endearment; may I now proceed
to put my arm or arms around you and apply gentle
pressure; may I know kiss you directly on the lips; now
on the left tendon of the neck; now on the nipple of
each breast? And so on.
Would not in any case be able to decipher her response.
I do not know English. Therefore I have no way of
communicating that I prefer this painting of nothing to
that one of something.
No way to speak of my past or my hopes for the future, of my
glasses mysteriously shattered in Rotterdam, the statue
of Eros and Psyche in the Summer Garden, the sudden,
shrill cries in the streets of Sao Paulo, a watch
abruptly stopping in Paris.
No way to tell the joke about the rabbi and the parrot, the
bartender and the duck, the Pope and the porte-cochere.
You will understand why you have received no letters from me
and why yours have gone unread.
Those, that is, where you write so precisely of the
confluence of the visible universe with the invisible,
and the lens of dark matter.
No way to differentiate the hall of mirrors from the meadow
of mullein, the beetlebung from the pinkeltink, the
kettlehole from the ventifact.
Nor can I utter the words science, seance, silence, language
and languish.
Nor can I tell of the arboreal shadows elongated and shifting
along the wall as the sun's angle approaches maximum
hibernal declination.
Cannot tell of the almond-eyed face that peered from the
well, the ship of stone whose sail was a tongue.
And I cannot report that this rose has twenty-four petals,
one slightly cankered.
Cannot tell how I dismantled it myself at this desk.
Cannot ask the name of this rose.
I cannot repeat the words of the Recording Angel or those of
the Angel of Erasure.
Can speak neither of things abounding nor of things
disappearing.
Still the games continue. A muscular man waves a stick at a
ball. A woman in white, arms outstretched, carves a true
circle in space. A village turns to dust in the chalk
hills.
Because I do not know English I have variously been called
Mr. Twisted, The One Undone, The Nonrespondent, The
Truly Lost Boy, and Laughed-At-By-Horses.
The war is declared ended, almost before it has begun.
They have named it The Ultimate Combat Between Nearness and
Distance.
I do not know English.
From: The Promises of Glass
Publisher: New Directions, New York
IK KEN GEEN
Ik ken geen Engels.
Ik ken geen Engels, en daarom kan ik niets te zeggen hebben
over deze jongste oorlog, bloeiend door een nacht-
kijker in de avondlucht.
Ik ken geen Engels, en daarom kan ik bij honger niet meer doen
dan herhaaldelijk naar mijn mond te wijzen.
Maar zo’n gebaar zou zoveel kunnen betekenen.
Ik ken geen Engels, en daarom kan ik niet op zoek gaan naar de
vereiste toelatingen, zoals bepaald in het recente protocol.
Zoals: Mag ik een woord van genegenheid gebruiken; mag ik nu
verder gaan, mijn arm of armen om je heen slaan en
zachtjes drukken; mag ik je nu op de mond kussen; nu de
linker nekspier; nu op de tepel van elke borst? Enzovoort.
Zou haar reactie in geen geval kunnen ontcijferen.
Ik ken geen Engels. Daarom heb ik geen manier om
over te brengen dat ik dit schilderij van niets boven
dat van iets verkies.
Geen manier om te spreken over mijn verleden of mijn hoop
voor de toekomst, over mijn bril, raadselachtig verbrijzeld
in Rotterdam, het beeld van Amor en Psyche in de
Zomertuin, de plotse, schelle kreten in de straten van
Sao Paulo, een horloge dat prompt stilviel in Parijs.
Geen manier om de grap over de rabbijn en de papegaai te
vertellen, de barman en de eend, de paus en de koetspoort.
Je zal begrijpen waarom je van mij geen brieven ontving en
waarom die van jou ongelezen bleven.
Namelijk die waar je zo precies schrijft over de
samenvloeiing van het zichtbare universum met het
onzichtbare, en over de lens van donkere materie.
Geen manier om de spiegelzaal te onderscheiden van het veld
vol koningskaarsen, de tupelo van de drilpiraat, het
doodijsgat van de windkanter.
Evenmin kan ik de woorden wetenschap, rekenschap,
achterklap, idioom en idioot uitbrengen.
Evenmin kan ik vertellen van de boomachtige schaduwen die
langwerpig langs de muur schuiven, terwijl de hoek van
de zon haar winterse declinatie maximaal nadert.
Kan niet vertellen van het amandelogig gezicht dat vanuit de
waterput naar boven tuurde, het stenen schip waarvan
het zeil een tong was.
En ik kan niet melden dat deze roos vierentwintig bloemblaadjes
heeft, waarvan een lichtjes verkankerd is.
Kan niet vertellen hoe ik ze zelf aan dit bureau ontmanteld heb.
Kan niet vragen naar de naam van deze roos.
Ik kan de woorden niet herhalen van de Engel die Optekent of
die van de Engel die Uitwist.
Kan noch spreken van dingen in overvloed, noch van dingen
die verdwijnen.
Toch blijven de spelen duren. Een gespierde man zwaait met een
stok naar een bal. Een vrouw in het wit strekt haar armen en
kerft een ware cirkel in de ruimte. Een dorp gaat in stof op
in de krijtheuvels.
Omdat ik geen Engels ken, bedacht men meermaals allerlei
namen voor me: Meneer Krul, De Losgeknoopte, Die nooit
antwoordt, De voorgoed verloren jongeling,
en Bespot-door-de-paarden.
De oorlog is ten einde verklaard, voor hij goed en wel begonnen
was.
Ze hebben hem Het Ultieme Gevecht tussen Nabijheid en
Afstand genoemd.
Ik ken geen Engels.
From: The Promises of Glass