Poetry International Poetry International
Gedicht

Amina Saïd

I was ten years old head full of sky

I was ten years old head full of sky
I borrowed the sun’s wings
to fly toward that spot between two shores

I built towers of sand
where that shadow lived which served as my body

body ripened by a sun of extreme summer
I was in the wind’s thoughts
intonations of light
composed my landscape

in the color of day
I scowled with the stones
where scorpions sheltered
on the island, women went masked
perhaps out of modesty

sky in my head I would make myself invisible
to see better, knocked at windowpanes
where the day gathered
in an ordinary hymn
I looked for meaning in form –
somewhere out there the world must exist

I was twenty years old impatient
to shore up at new continents
I left my father’s house
gave my avian liberty up to the light
entered the space of darkness

I tried to open invisible doors
claimed to read the very stuff of silence
like a mother tongue
made a beginning of the past
and a double absence of the present

body more alive than dead
I refused to let night separate me
from day or day from night

watcher of dreams whom a dream invented
what was I looking for when I opened my eyes
on the colors of the world
which the sun never lets out of its sight

from words’ second memory
real feeling is born
I inhabit that music
which I can’t be the only one to hear

shadow which follows or precedes its shadow
on the border between dream and real
I stay on my own margins
in space and time

how to know if in this nowhere
place where a voice sets itself free
I came of my own free will
or if it was imposed on me

I was ten years old head full of sky

ik was tien mijn hoofd vol hemel
ik leende de vleugels van de zon
om naar die plek tussen twee oevers te vliegen

ik bouwde torens van zand
waar de schaduw woonde die me als lichaam diende

lichaam gerijpt door een zon van uiterste zomer
ik was in de gedachten van de wind
de tonen van het licht
componeerden mijn landschap

ik was in de kleur van de dag
grimaste met de stenen
waar zich schorpioenen verborgen
op het eiland droegen de vrouwen een masker
misschien uit kiesheid

met mijn hoofd vol hemel maakte ik me onzichtbaar
klopte op de ruiten om beter te zien
waar de dag zich verzamelde
in een dagelijkse hymne
ik zocht naar een betekenis van de vorm –
daar voorbij moest de wereld bestaan

ik was twintig verlangde ernaar
nieuwe continenten te betreden
ik verliet het huis van mijn vader
gaf mijn gevleugelde vrijheid op voor het licht
ging de ruimte van het donker binnen

trachtte onzichtbare deuren te openen
verklaarde de kern van de stilte te lezen
als een moedertaal
maakte van het verleden een begin
en van het heden een dubbele afwezigheid

eerder levend dan dood lichaam
wilde ik me niet door de nacht laten scheiden
van de dag noch de dag van de nacht

door de droom verzonnen waker van de droom
wat zocht ik toen ik mijn ogen opsloeg
naar de kleuren van de wereld
die de zon nooit uit het oog verliest

uit het tweede geheugen van de woorden
ontstaat werkelijke emotie
die muziek bewoon ik
die ik onmogelijk als enige kan horen

schaduw die zijn schaduw volgt of voorgaat
op de grens tussen droom en werkelijkheid
verblijf ik aan de rand van mezelf
in ruimte en tijd

hoe weet ik of ik naar deze plek
dit nergens waar de stem zich bevrijdt
uit vrije wil ben gekomen
of dat hij onontkoombaar was

j’eus dix ans le ciel en tête
j’empruntai ses ailes au soleil
pour voler vers ce lieu entre deux rives

j’élevai des tours de sable
qu’habitait l’ombre qui me servait de corps

corps mûri par un soleil d’extrême été
j’étais dans la pensée du vent
les tons de la lumière
composaient mon paysage

j’étais dans la couleur du jour
je grimaçais avec les pierres
où s’abritaient les scorpions
dans l’île les femmes portaient un masque
peut-être par pudeur

le ciel en tête je me faisais invisible
pour mieux voir frappais aux vitres
où se rassemblait le jour
en un hymne quotidien
je cherchais un sens à la forme –
au-delà le monde devait exister

j’eus vingt ans impatiente
d’aborder des continents neufs
je quittai la maison de mon père
livrai à la lumière ma liberté d’oiseau
entrai dans l’espace de l’obscur

je cherchai à ouvrir des portes invisibles
affirmai lire la matière même du silence
comme une langue natale
fis du passé un commencement
et du présent une double absence

corps vivant plus que mort
je refusais que la nuit me sépare
du jour et le jour de la nuit

veilleur du rêve que le rêve invente
que cherchais-je lorsque j’ouvrais les yeux
sur les couleurs du monde
que jamais ne perd de vue le soleil

de la mémoire seconde des mots
naît l’émotion la plus réelle
j’habite cette musique
que je ne puis être seule à entendre

ombre qui suit ou précède son ombre
aux frontières entre rêve et réel
je demeure en marge de moi-même
dans l’espace et dans le temps

comment savoir si en ce lieu
de nulle part où se libère la voix
je suis venue de moi-même
ou s’il s’est imposé
Close

I was ten years old head full of sky

ik was tien mijn hoofd vol hemel
ik leende de vleugels van de zon
om naar die plek tussen twee oevers te vliegen

ik bouwde torens van zand
waar de schaduw woonde die me als lichaam diende

lichaam gerijpt door een zon van uiterste zomer
ik was in de gedachten van de wind
de tonen van het licht
componeerden mijn landschap

ik was in de kleur van de dag
grimaste met de stenen
waar zich schorpioenen verborgen
op het eiland droegen de vrouwen een masker
misschien uit kiesheid

met mijn hoofd vol hemel maakte ik me onzichtbaar
klopte op de ruiten om beter te zien
waar de dag zich verzamelde
in een dagelijkse hymne
ik zocht naar een betekenis van de vorm –
daar voorbij moest de wereld bestaan

ik was twintig verlangde ernaar
nieuwe continenten te betreden
ik verliet het huis van mijn vader
gaf mijn gevleugelde vrijheid op voor het licht
ging de ruimte van het donker binnen

trachtte onzichtbare deuren te openen
verklaarde de kern van de stilte te lezen
als een moedertaal
maakte van het verleden een begin
en van het heden een dubbele afwezigheid

eerder levend dan dood lichaam
wilde ik me niet door de nacht laten scheiden
van de dag noch de dag van de nacht

door de droom verzonnen waker van de droom
wat zocht ik toen ik mijn ogen opsloeg
naar de kleuren van de wereld
die de zon nooit uit het oog verliest

uit het tweede geheugen van de woorden
ontstaat werkelijke emotie
die muziek bewoon ik
die ik onmogelijk als enige kan horen

schaduw die zijn schaduw volgt of voorgaat
op de grens tussen droom en werkelijkheid
verblijf ik aan de rand van mezelf
in ruimte en tijd

hoe weet ik of ik naar deze plek
dit nergens waar de stem zich bevrijdt
uit vrije wil ben gekomen
of dat hij onontkoombaar was

I was ten years old head full of sky

I was ten years old head full of sky
I borrowed the sun’s wings
to fly toward that spot between two shores

I built towers of sand
where that shadow lived which served as my body

body ripened by a sun of extreme summer
I was in the wind’s thoughts
intonations of light
composed my landscape

in the color of day
I scowled with the stones
where scorpions sheltered
on the island, women went masked
perhaps out of modesty

sky in my head I would make myself invisible
to see better, knocked at windowpanes
where the day gathered
in an ordinary hymn
I looked for meaning in form –
somewhere out there the world must exist

I was twenty years old impatient
to shore up at new continents
I left my father’s house
gave my avian liberty up to the light
entered the space of darkness

I tried to open invisible doors
claimed to read the very stuff of silence
like a mother tongue
made a beginning of the past
and a double absence of the present

body more alive than dead
I refused to let night separate me
from day or day from night

watcher of dreams whom a dream invented
what was I looking for when I opened my eyes
on the colors of the world
which the sun never lets out of its sight

from words’ second memory
real feeling is born
I inhabit that music
which I can’t be the only one to hear

shadow which follows or precedes its shadow
on the border between dream and real
I stay on my own margins
in space and time

how to know if in this nowhere
place where a voice sets itself free
I came of my own free will
or if it was imposed on me
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère