Gedicht
Justyna Bargielska
COTTONFIELD
It must have been the day of Corpus Christi. An older womandragged a shapely girl with Down's behind her: little girl, my little girl
when I die, what will become of you? But I couldn't,
older woman, promise you that we won't eat her, I don't exactly know
the habits of my kind, not exactly enough.
I often see us stopping on street corners,
we take out pictures from our wallets of buildings covered with golden domes
to show each other, men and women,
young and old, but whether from longing or as threats, I don't know.
It must have been that day, along the tracks
or at the edge of the park that a man in a brown jacket was walking,
he carried a football table, the tiny heads upside down
and there's nothing I can do about it, but the sun was tilting to the west.
KATOENVELD
Het moet Sacramentsdag zijn geweest. Een oudere vrouwtrok een flink mongooltje achter zich aan: kindje, kindje,
als ik doodga, hoe moet het dan met jou. En ik kon jou niet,
oudere vrouw, beloven dat we haar niet zouden opeten, ken niet goed de gewoontes
van mijn soort, niet goed genoeg.
Ik zie ons vaak stilhouden op de hoeken van de straat,
we halen foto’s uit onze portefeuilles van gebouwen met gouden koepels
en laten ze aan elkaar zien, mannen en vrouwen,
jong en oud, maar smachtend of dreigend, ik zou niet weten.
Dit moet die dag zijn geweest, langs het spoor
of aan de rand van het park liep een man in een bruin colbert,
hij droeg het voetbalspel met de hoofdjes naar beneden
en ik kan er niets aan doen, maar de zon, zij neeg naar het westen.
POLE BAWEŁNY
To musiał być dzień Bożego Ciała. Starsza kobietawiodła za sobą okazałą downicę: córciu, córciu,
gdy umrę, co się z tobą stanie. A ja nie mogłam ci
starsza obiecać kobieto, że jej nie zjemy, niedokładnie znam zwyczaje
mojego gatunku, nie na tyle dokładnie.
Widuję nas, jak przystajemy na rogach ulic,
wyjmujemy z portfeli zdjęcia budynków krytych złotymi kopułami
i pokazujemy je sobie nawzajem, mężczyźni i kobiety,
starzy i młodzi, ale czy tęskniąc, czy grożąc, nie wiem.
To musiał być ten dzień, wzdłuż torów
albo skrajem parku szedł mężczyzna w brązowej marynarce,
niósł piłkarzyki główkami do dołu
i nic na to nie poradzę, ale słońce, ono chyliło się ku zachodowi.
From: Szybko przez wszystko
Publisher: Biuro Literackie, Wroclaw
Publisher: Biuro Literackie, Wroclaw
Gedichten
Gedichten van Justyna Bargielska
Close
KATOENVELD
Het moet Sacramentsdag zijn geweest. Een oudere vrouwtrok een flink mongooltje achter zich aan: kindje, kindje,
als ik doodga, hoe moet het dan met jou. En ik kon jou niet,
oudere vrouw, beloven dat we haar niet zouden opeten, ken niet goed de gewoontes
van mijn soort, niet goed genoeg.
Ik zie ons vaak stilhouden op de hoeken van de straat,
we halen foto’s uit onze portefeuilles van gebouwen met gouden koepels
en laten ze aan elkaar zien, mannen en vrouwen,
jong en oud, maar smachtend of dreigend, ik zou niet weten.
Dit moet die dag zijn geweest, langs het spoor
of aan de rand van het park liep een man in een bruin colbert,
hij droeg het voetbalspel met de hoofdjes naar beneden
en ik kan er niets aan doen, maar de zon, zij neeg naar het westen.
From: Szybko przez wszystko
COTTONFIELD
It must have been the day of Corpus Christi. An older womandragged a shapely girl with Down's behind her: little girl, my little girl
when I die, what will become of you? But I couldn't,
older woman, promise you that we won't eat her, I don't exactly know
the habits of my kind, not exactly enough.
I often see us stopping on street corners,
we take out pictures from our wallets of buildings covered with golden domes
to show each other, men and women,
young and old, but whether from longing or as threats, I don't know.
It must have been that day, along the tracks
or at the edge of the park that a man in a brown jacket was walking,
he carried a football table, the tiny heads upside down
and there's nothing I can do about it, but the sun was tilting to the west.
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère