Tsead Bruinja
Tsead Bruinja
Tsead Bruinja is een dichter die het onbekendere, het alternatieve en het kleine niet schuwt. Hoewel zijn laatste bundels in het Nederlands verschenen, debuteerde hij als dichter in het Fries met De wizers yn it read (De wijzers in het rood) in 2000. Zich niets van het kleine taalgebied aantrekkend publiceerde Bruinja door de jaren heen nog een handvol bundels in het Fries, terwijl hij vanaf 2003, het jaar waarin Dat het zo hoorde uitkwam, ook met een zekere regelmaat bundels in het Nederlands publiceert.
Bruinja zoekt als dichter het onbekende terrein gewillig op. Naast dichter werd hij gauw recensent, podiumdichter, redacteur, interviewer, poëziedocent en, met het uitkomen van een Friese Bob Dylan-tribute, zelfs muzikant. Het lijkt alsof de dichter deze brede toepassing en exploratie van zijn werk opzoekt om telkens tot nieuwe en verrassende poëtische configuraties te komen. Bruinja’s samenwerkingen met beeldend kunstenaars als Milou van Ham, René Knip en Joep van der Made kunnen hiervoor als voorbeeld gelden. Daarnaast zit Bruinja als dichter niet stil. Na Dat het zo hoorde heeft de dichter nog vijf andere bundels uitgebracht, waarvan Ik ga het donker maken in de bossen van (2019) de meest recente is.
Ook in de gedichten zelf durft Tsead Bruinja het kleine als beginpunt te nemen; verhuisdozen, vogelgezang, een voetbal of een rietkraag is voldoende aanleiding voor het schrijven van een gedicht. ‘de rietkraag/het helmgras//een fietser verdwijnt in de boomval/achter vingers van wilgentak’ en ‘een man luistert naar de vogels/maar dan net iets langer dan jij en ik’ zijn hier voorbeelden van. Maar schijn bedriegt hier, zoals het gewoon is dat te doen. Vertrekkend van kleine handelingen of banale objecten weet Bruinja frequent tot verrassende sensaties en gedachtes te komen. Over de permanente onzekerheid van menselijk samenleven, vergankelijkheid, onzekerheid en eenzaamheid maar ook over vertrouwen en liefde weet hij bijna nonchalant en bijtijds lyrisch te schrijven. Want Bruinja’s taal lijkt, net zoals zijn beginpunten, misschien simpel, maar de gedichten zelf zitten vol talige experimenten, grappen, referenties en originele associaties. Het is het werk van een dichter die weet hoe hij zwaarte, complexiteit en emotie moet doseren en in moet zetten.
De gedichten van Bruinja lenen zich goed voor voordrachten; de dichter is dan ook vaak op podia te vinden. De muzikaliteit en kneedbaarheid van zijn werk uit zich in de samenwerkingen met hip-hop en flamenco-muzikanten; wederom onbekende gebieden waar de dichter zich op durft te begeven. Hoe klein of groot een podium dan ook mag zijn, voor Tsead Bruinja zal het in ieder geval geen onbekend terrein mogen heten.
In 2019 werd Tsead Bruinja benoemd tot de zevende Dichter des Vaderlands van Nederland. Dit ambt bekleedde hij tot 2021, tot het tijd was om het stokje door te geven aan Lieke Marsman.
Bibliografie
Poëzie
In het Nederlands:
Dat het zo hoorde. Contact, Amsterdam, 2003.
Batterij. Contact, Amsterdam, 2004.
Bang voor de bal. Cossee, Amsterdam, 2007.
Overwoekerd. Cossee, Amsterdam, 2010.
Binnenwereld, buitenwijk, natuurlijke omstandigheden. Cossee, Amsterdam, 2015.
Hingje net alle klean op deselde kapstôk / Hang niet alle kleren aan dezelfde kapstok, Afûk, 2018
In het Fries:
De wizers yn it read. 2000
De man dy't rinne moat. 2001
Gegrommel fan satyn. 2003
Gers dat alfêst laket. 2005
Angel. 2008