Poetry International Poetry International
Gedicht

Carolyn Forché

LETTER TO A CITY UNDER SIEGE

BRIEF AAN EEN BELEGERDE STAD

Ik sla de bladzijden om van het boek dat je me leende over jouw gehavende
stad, lees het braille op de muren, loop onder spookkastanjes,
langs branden die de kapotgeschoten ramen bronskleurig doen oplichten,
die kortstondig oplaaien zonder de gesneuvelde huizen te verwarmen
waar jullie slapen, zonder water of licht, een koekjestrommel tussen jullie in,
of later de hele nacht in de caféruïne discussiëren over de verbrande literatuur
geleend uit een bibliotheek waar alle boeken met wanhoop werden begroet.
Ik wilde je je aantekeningen teruggeven, om te laten uitbrengen
in een andere taal, niet de jouwe of de mijne maar een
begrepen door kinderen die kogelvrije vesten maken van karton.
Daarna gaan we op de begraafplaats liggen waar in je jeugd viooltjes groeiden,
voordat scherpschutters vanachter grafzerken de stad beschoten.
Vriend, afwezige, ik kan je vertellen dat je tunnel er nog is,
met modder beklede, gewijde grond, uitgegraven om karrenvrachten
sinaasappels – sinaasappels! –, helder als wintermanen, de stad in te smokkelen.
Laten we verder de straat inlopen, naar de heuvel die uitzicht biedt
op de stad, in mist geweven, op daken gevuld met lucht, weggevaagde bruggen,
en een etalage waar een scherf glas op de rug van een boek balanceert.
De bibliotheek brandt op pagina 60, zoals ze in alle kranten van de wereld brandt,
en het geklepper van paardenhoeven is niet het geluid van klepperende paarden.
Vanaf hier vindt een hond zijn weg door de sneeuw met een menselijk bot.
En wat verder nog, wat nog meer? Zelfs de klokken hebben geen tijd.
Maar, mijn goede vriend, de tunnel! Er is nog altijd een tunnel voor sinaasappels.

LETTER TO A CITY UNDER SIEGE

Turning the pages of the book you have lent me of your wounded city,
reading the braille on its walls, walking beneath ghost chestnuts
past fires that turn the bullet-shattered windows bronze,
flaring an instant without warming the fallen houses
where you sleep without water or light, a biscuit tin between you,
or later in the café ruins, you discuss all night the burnt literature
borrowed from a library where all books met with despair.
I wanted to give your notes back to you, to be
printed in another language, not yours or mine but a tongue
understood by children who make bulletproof vests out of cardboard.
We will then lie down in the cemetery where violets grew in your childhood
before snipers fired on the city using gravestones for cover. 
Friend, absent one, I can tell you that your tunnel is still there,
mud-walled and hallowed of earth, dug for smuggling
oranges into the city—oranges!—bright as winter moons by the barrow-load. 
So let’s walk further up the street, to the hill where one is able to see
the city woven in fog, roofs filled with sky, uprooted bridges,
and a shop window where a shard of glass hangs over the spine of a book.
The library burns on page sixty, as it burns in all the newspapers of the world,
and the clopping of horses’ hooves isn’t the sound of clopping horses.
From here a dog finds his way through snow with a human bone.
And what else, what more? Even the clocks have run out of time.
But, my good friend, the tunnel!  There is still a tunnel for oranges.

Close

BRIEF AAN EEN BELEGERDE STAD

Ik sla de bladzijden om van het boek dat je me leende over jouw gehavende
stad, lees het braille op de muren, loop onder spookkastanjes,
langs branden die de kapotgeschoten ramen bronskleurig doen oplichten,
die kortstondig oplaaien zonder de gesneuvelde huizen te verwarmen
waar jullie slapen, zonder water of licht, een koekjestrommel tussen jullie in,
of later de hele nacht in de caféruïne discussiëren over de verbrande literatuur
geleend uit een bibliotheek waar alle boeken met wanhoop werden begroet.
Ik wilde je je aantekeningen teruggeven, om te laten uitbrengen
in een andere taal, niet de jouwe of de mijne maar een
begrepen door kinderen die kogelvrije vesten maken van karton.
Daarna gaan we op de begraafplaats liggen waar in je jeugd viooltjes groeiden,
voordat scherpschutters vanachter grafzerken de stad beschoten.
Vriend, afwezige, ik kan je vertellen dat je tunnel er nog is,
met modder beklede, gewijde grond, uitgegraven om karrenvrachten
sinaasappels – sinaasappels! –, helder als wintermanen, de stad in te smokkelen.
Laten we verder de straat inlopen, naar de heuvel die uitzicht biedt
op de stad, in mist geweven, op daken gevuld met lucht, weggevaagde bruggen,
en een etalage waar een scherf glas op de rug van een boek balanceert.
De bibliotheek brandt op pagina 60, zoals ze in alle kranten van de wereld brandt,
en het geklepper van paardenhoeven is niet het geluid van klepperende paarden.
Vanaf hier vindt een hond zijn weg door de sneeuw met een menselijk bot.
En wat verder nog, wat nog meer? Zelfs de klokken hebben geen tijd.
Maar, mijn goede vriend, de tunnel! Er is nog altijd een tunnel voor sinaasappels.

LETTER TO A CITY UNDER SIEGE

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère