Poem
Geert van Istendael
You rub skin against skin
You rub skin against skin,flesh against flesh. And you
vanish, into your own body.
Love. How often already. You look
at someone, sense the panting,
are entangled,
toiling in one single movement.
You were never closer,
never farther away.
Air is a wall, skin a barrier.
You pick up sounds from far off,
you observe the gestures closely.
The toiling clots, the panting halts.
And each goes their own way.
© Translation: 2009, Willem Groenewegen
Je wrijft vel tegen vel,
Je wrijft vel tegen vel,
vlees tegen vlees. En je
verdwijnt, je eigen lijf in.
Liefde. Hoe vaak al. Je bekijkt
een ander, verneemt hijgen,
zit aaneengeklit,
wroetend in één beweging.
Nooit ben je dichterbij,
nooit ben je verder weg.
Lucht is een muur, vel een versperring.
Geluiden vang je op van ver,
je slaat gebaren gade.
Het wroeten stolt, het hijgen stokt.
En ieder gaat zijns weegs.
vlees tegen vlees. En je
verdwijnt, je eigen lijf in.
Liefde. Hoe vaak al. Je bekijkt
een ander, verneemt hijgen,
zit aaneengeklit,
wroetend in één beweging.
Nooit ben je dichterbij,
nooit ben je verder weg.
Lucht is een muur, vel een versperring.
Geluiden vang je op van ver,
je slaat gebaren gade.
Het wroeten stolt, het hijgen stokt.
En ieder gaat zijns weegs.
© 1996, Geert van Istendael
From: Het geduld van de dingen
Publisher: Atlas, Amsterdam
From: Het geduld van de dingen
Publisher: Atlas, Amsterdam
Poems
Poems of Geert van Istendael
Close
You rub skin against skin
You rub skin against skin,flesh against flesh. And you
vanish, into your own body.
Love. How often already. You look
at someone, sense the panting,
are entangled,
toiling in one single movement.
You were never closer,
never farther away.
Air is a wall, skin a barrier.
You pick up sounds from far off,
you observe the gestures closely.
The toiling clots, the panting halts.
And each goes their own way.
© 2009, Willem Groenewegen
From: Het geduld van de dingen
From: Het geduld van de dingen
You rub skin against skin
You rub skin against skin,flesh against flesh. And you
vanish, into your own body.
Love. How often already. You look
at someone, sense the panting,
are entangled,
toiling in one single movement.
You were never closer,
never farther away.
Air is a wall, skin a barrier.
You pick up sounds from far off,
you observe the gestures closely.
The toiling clots, the panting halts.
And each goes their own way.
© 2009, Willem Groenewegen
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère