Gedicht
Willem van Toorn
in his head
1The fields white with rime. A rich smell of autumn.
Between yard and horizon, his eye places
what he’s the last to see: side-spring of hare
translated into pawprints, the dead patch where
nothing would grow; the hunting track
old as the century from barn to waterside;
the young owls that hide in the orchard. The great
outdoors he ploughed all his life with the horses. Like the back
of his hand. Morning. He laughs as he steps inside.
2
Lost in the housing estate that stands there now
he searches for language. Oh Lord, how
can he tell the horses that this dream town
will not let him pass. He needs a piss
by the willow which knows him. But it is gone.
They find him in their garden, the kind
women who live there now. And bring him home, his old
eyes two years young. ‘He was by our hedge, you understand.’
Emptiness descends like manna onto his mind.
He hears the words prophesied to him as a child:
‘I shall lead thee back to the promised land.’
in zijn hoofd
in zijn hoofd
1De akkers wit van rijp. Een zware geur van herfst.
Zijn oog plaatst tussen erf en horizon
wat hij als laatste ziet: de haakse sprong
van haas vertaald in sporen; de dode plek
waar nooit iets groeien wilde; het jagerspad
oud als de eeuw van schuur naar sloot; de jonge uilen
verborgen in de boomgaard. Het groot buiten
dat hij levenslang ploegde met de paarden. Als zijn broekzak.
Ochtend. Hij lacht als hij er binnenstapt.
2
Verdwaald in het woonerf dat er nu staat
zoekt hij naar taal. O Heer, hoe moet hij aan
de paarden zeggen dat deze droomstad
hem niet wil doorlaten. Hij moet een plas
bij de wilg die hem kent. Maar die is weg.
Ze vinden hem in hun tuin, de lieve vrouwen
die daar nu wonen. Brengen hem thuis, zijn oude
ogen twee jaar jong. ‘Hij stond bij onze heg.’
Leegte daalt als manna in zijn verstand.
Hij hoort wat hem als kind al is voorzegd:
‘Ik voer u terug naar het beloofde land.’
© 1997, Querido
From: Dooltuin
Publisher: Querido,
From: Dooltuin
Publisher: Querido,
Gedichten
Gedichten van Willem van Toorn
Close
in zijn hoofd
1De akkers wit van rijp. Een zware geur van herfst.
Zijn oog plaatst tussen erf en horizon
wat hij als laatste ziet: de haakse sprong
van haas vertaald in sporen; de dode plek
waar nooit iets groeien wilde; het jagerspad
oud als de eeuw van schuur naar sloot; de jonge uilen
verborgen in de boomgaard. Het groot buiten
dat hij levenslang ploegde met de paarden. Als zijn broekzak.
Ochtend. Hij lacht als hij er binnenstapt.
2
Verdwaald in het woonerf dat er nu staat
zoekt hij naar taal. O Heer, hoe moet hij aan
de paarden zeggen dat deze droomstad
hem niet wil doorlaten. Hij moet een plas
bij de wilg die hem kent. Maar die is weg.
Ze vinden hem in hun tuin, de lieve vrouwen
die daar nu wonen. Brengen hem thuis, zijn oude
ogen twee jaar jong. ‘Hij stond bij onze heg.’
Leegte daalt als manna in zijn verstand.
Hij hoort wat hem als kind al is voorzegd:
‘Ik voer u terug naar het beloofde land.’
© 1997, Querido
From: Dooltuin
From: Dooltuin
in his head
1The fields white with rime. A rich smell of autumn.
Between yard and horizon, his eye places
what he’s the last to see: side-spring of hare
translated into pawprints, the dead patch where
nothing would grow; the hunting track
old as the century from barn to waterside;
the young owls that hide in the orchard. The great
outdoors he ploughed all his life with the horses. Like the back
of his hand. Morning. He laughs as he steps inside.
2
Lost in the housing estate that stands there now
he searches for language. Oh Lord, how
can he tell the horses that this dream town
will not let him pass. He needs a piss
by the willow which knows him. But it is gone.
They find him in their garden, the kind
women who live there now. And bring him home, his old
eyes two years young. ‘He was by our hedge, you understand.’
Emptiness descends like manna onto his mind.
He hears the words prophesied to him as a child:
‘I shall lead thee back to the promised land.’
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère