Gedicht
Sinéad Morrissey
SHOSTAKOVICH
SJOSTAKOVITSJ
De wind en zijn instrumenten waren mijn geheime leermeesters.In de Podolskajastraat speelde ik piano voor mijn moeder
– noot voor noot zonder een blad muziek – terwijl de wind
maar waaide in de tochtige flat, en met zijn dikke hand
tikte tegen het glas, loeide door de kachel, klapperde
met een deur in het trapportaal –
de geest in de machine van Beethovens Twee preludes
door alle twaalf majeurtoonsoorten, die beweerde dat ze logen.
Later stond ik in een korenveld en luisterde hoe de wind
met alles wat hij aanraakte musiceerde. Het kaf
vormde de hoogste noten, nukkig maar nerveus gestemd
terwijl een sterke, vreemde melodie daaronder klopte
als was het graan het want van een schip, of een oud bos.
In al mijn lof en liederen noteerde ik
de tred van iemands laarzen, ginds achter de berg.
SHOSTAKOVICH
The wind and its instruments were my secret teachers.In Podolskaya Street I played piano for my mother
– note for note without a music sheet – while the wind
in the draughty flat kept up: tapping its fattened hand
against the glass, moaning though the stove, banging
a door repeatedly out on the landing –
the ghost in the machine of Beethoven's Two Preludes
Through All the Major Keys, that said they lied.
Later I stood in a wheat field and heard the wind make music
from everything it touched. The top notes were the husks:
fractious but nervous, giddy, little-voiced,
while underneath a strong strange melody pulsed
as though the grain was rigging, or a forest.
In all my praise and plainsong I wrote down
the sounds of a man's boots from behind the mountain.
© 2013, Sinead Morrissey
From: Parallax
Publisher: Carcanet, Manchester
From: Parallax
Publisher: Carcanet, Manchester
Gedichten
Gedichten van Sinéad Morrissey
Close
SJOSTAKOVITSJ
De wind en zijn instrumenten waren mijn geheime leermeesters.In de Podolskajastraat speelde ik piano voor mijn moeder
– noot voor noot zonder een blad muziek – terwijl de wind
maar waaide in de tochtige flat, en met zijn dikke hand
tikte tegen het glas, loeide door de kachel, klapperde
met een deur in het trapportaal –
de geest in de machine van Beethovens Twee preludes
door alle twaalf majeurtoonsoorten, die beweerde dat ze logen.
Later stond ik in een korenveld en luisterde hoe de wind
met alles wat hij aanraakte musiceerde. Het kaf
vormde de hoogste noten, nukkig maar nerveus gestemd
terwijl een sterke, vreemde melodie daaronder klopte
als was het graan het want van een schip, of een oud bos.
In al mijn lof en liederen noteerde ik
de tred van iemands laarzen, ginds achter de berg.
From: Parallax
SHOSTAKOVICH
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère