Gedicht
Rogi Wieg
IN MEMORIAM GEERT VAN OORSCHOT
I once found you, before your death, face down
on your bed. You wore a black suit and a black hat.
“Geert’s dead!” No, you were breathing and I woke you up. You
told me you were moving to a smaller place.
“What’s wrong with this house? And what will happen with all
your books?” How was I to know you meant an urn?
Did you mean a grave? Not temporary accommodation? You
said: “Go into the garden and pick flowers.”
You sent me into the garden to pick flowers.
In the light I did as you wanted. Flowers. For you?
Or more for all that had happened and what might
happen? I visited you more often than people imagine,
we spoke together more than they think. I know lots
about you, I know your love and regret, your fearful greatness.
I kept it secret, just as you kept me secret from others
in that final year. I don’t know why. I was so unimportant.
Perhaps for that reason? But you weren’t like that, for we ate together
and you said, concerned: “Look for a job, no one can live on poetry.”
I’m not job-hunting and you’re incredibly dead. Once a letter came
in your handwriting from someone else. A miracle: you were Geert van Oorschot.
© Translation: 2007, Paul Vincent
Publisher: Poetry International Festival, Rotterdam, 2007
Publisher: Poetry International Festival, Rotterdam, 2007
I.M. GEERT VAN OORSCHOT
I.M. GEERT VAN OORSCHOT
Ik vond je ooit, voor je dood, voorover liggend
op je bed. Je droeg een zwart pak en een zwarte hoed.
“Geert is dood!” Nee, je ademde en ik wekte je.
Je vertelde me dat je kleiner zou gaan wonen.
“Is dit huis niet goed? Wat gebeurt er dan met al
je boeken?” Hoe kon ik weten dat jij een urn bedoelde?
Sprak je over een graf? Geen voorlopig onderkomen?
Je zei: “Ga de tuin in om bloemen te plukken.”
Je stuurde mij de tuin in om bloemen te plukken.
In het licht deed ik wat je wilde. Bloemen. Voor jou?
Of meer voor alles wat er was gebeurd en wat er zou
gaan gebeuren? Ik heb je vaker bezocht dan men vermoedt,
we hebben elkaar meer gesproken dan men denkt. Ik weet
veel van je, ik ken je liefde en je spijt, je vrezende grootheid.
Ik hield het geheim, zoals je mij geheim hield in dat laatste jaar
voor de anderen. Ik weet niet waarom. Ik was zo onbelangrijk.
Misschien daarom? Maar zo was je niet, want we aten samen
en je zei bezorgd: “Zoek een baan, van dichten kan niemand leven.”
Ik zoek geen baan en jij bent ongelooflijk dood. Ooit kwam er een brief
met jouw handschrift van een ander. Een mirakel: je was Geert van Oorschot.
© 2007, Rogi Wieg
From: De kam
Publisher: De Arbeiderspers, Amsterdam
From: De kam
Publisher: De Arbeiderspers, Amsterdam
Gedichten
Gedichten van Rogi Wieg
Close
I.M. GEERT VAN OORSCHOT
Ik vond je ooit, voor je dood, voorover liggend
op je bed. Je droeg een zwart pak en een zwarte hoed.
“Geert is dood!” Nee, je ademde en ik wekte je.
Je vertelde me dat je kleiner zou gaan wonen.
“Is dit huis niet goed? Wat gebeurt er dan met al
je boeken?” Hoe kon ik weten dat jij een urn bedoelde?
Sprak je over een graf? Geen voorlopig onderkomen?
Je zei: “Ga de tuin in om bloemen te plukken.”
Je stuurde mij de tuin in om bloemen te plukken.
In het licht deed ik wat je wilde. Bloemen. Voor jou?
Of meer voor alles wat er was gebeurd en wat er zou
gaan gebeuren? Ik heb je vaker bezocht dan men vermoedt,
we hebben elkaar meer gesproken dan men denkt. Ik weet
veel van je, ik ken je liefde en je spijt, je vrezende grootheid.
Ik hield het geheim, zoals je mij geheim hield in dat laatste jaar
voor de anderen. Ik weet niet waarom. Ik was zo onbelangrijk.
Misschien daarom? Maar zo was je niet, want we aten samen
en je zei bezorgd: “Zoek een baan, van dichten kan niemand leven.”
Ik zoek geen baan en jij bent ongelooflijk dood. Ooit kwam er een brief
met jouw handschrift van een ander. Een mirakel: je was Geert van Oorschot.
© 2007, Rogi Wieg
From: De kam
Publisher: 2007, De Arbeiderspers, Amsterdam
From: De kam
Publisher: 2007, De Arbeiderspers, Amsterdam
IN MEMORIAM GEERT VAN OORSCHOT
I once found you, before your death, face down
on your bed. You wore a black suit and a black hat.
“Geert’s dead!” No, you were breathing and I woke you up. You
told me you were moving to a smaller place.
“What’s wrong with this house? And what will happen with all
your books?” How was I to know you meant an urn?
Did you mean a grave? Not temporary accommodation? You
said: “Go into the garden and pick flowers.”
You sent me into the garden to pick flowers.
In the light I did as you wanted. Flowers. For you?
Or more for all that had happened and what might
happen? I visited you more often than people imagine,
we spoke together more than they think. I know lots
about you, I know your love and regret, your fearful greatness.
I kept it secret, just as you kept me secret from others
in that final year. I don’t know why. I was so unimportant.
Perhaps for that reason? But you weren’t like that, for we ate together
and you said, concerned: “Look for a job, no one can live on poetry.”
I’m not job-hunting and you’re incredibly dead. Once a letter came
in your handwriting from someone else. A miracle: you were Geert van Oorschot.
© 2007, Paul Vincent
Publisher: 2007, Poetry International Festival, Rotterdam
Publisher: 2007, Poetry International Festival, Rotterdam
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère