Poetry International Poetry International
Gedicht

Tonnus Oosterhoff

To the south

Near Rostock the quayside was blue. In Fulda the wind was up.
The Neckar swelled to the sandbags.
In Heidelberg, I think, the stationer\'s was called Pech, I
pilfered a stapler; I paid scrupulously for the road map.
To make a comparison
       all through Germany
simply not to


I stand by a cold lake,
green tanks drowned-man\'s-movements.
The map folded on my back in my smallish, womanish hands.
Village and road on the other side, a jetty there.
A white dinghy in stripy sunlight.
\'Who are you? My name is Harp!\'
I didn\'t understand for sure, I
just hoped I think that I was being called.


I want to live! So on to the South.
So my nose grows large, my cheeks shrink.
Rose and hawthorn. Chestnut blossom. I want
to bray like a Calabrian donkey,
convulse with joy fear and desire.

Naar het zuiden

Naar het zuiden

Bij Rostock was de kade blauw. In Fulda stond de wind.
De Neckar zwol tot aan de zandzakken.
In Heidelberg, geloof ik, de kantoorboekhandel heette Pech, heb ik
een nietmachientje achterovergedrukt; de autokaart rekende ik netjes af.
Om een vergelijking te maken
       heel Duitsland door
alleen om niet


Ik sta aan een koud meer,
groene pantsers verdronkenemansbewegen.
De kaart gevouwen op de rug in mijn kleinige, vrouwige handen.
Dorp en weg aan de overkant, een steiger daar,
een wit bootje in streperig zonlicht.
\'Wie bent u? Mijn naam is Harp!\'
Dat verstond ik niet zeker, ik
hoopte denk ik maar dat ik geroepen werd.


Ik wil leven! Dus door naar het Zuiden.
Dat mijn neus groot wordt, mijn wangen slinken.
Roos en meidoorn. Kastanjebloesem. Ik wil
als een Calabrische ezel balken,
van vreugde angst en begeerte krampen.


Close

Naar het zuiden

Bij Rostock was de kade blauw. In Fulda stond de wind.
De Neckar zwol tot aan de zandzakken.
In Heidelberg, geloof ik, de kantoorboekhandel heette Pech, heb ik
een nietmachientje achterovergedrukt; de autokaart rekende ik netjes af.
Om een vergelijking te maken
       heel Duitsland door
alleen om niet


Ik sta aan een koud meer,
groene pantsers verdronkenemansbewegen.
De kaart gevouwen op de rug in mijn kleinige, vrouwige handen.
Dorp en weg aan de overkant, een steiger daar,
een wit bootje in streperig zonlicht.
\'Wie bent u? Mijn naam is Harp!\'
Dat verstond ik niet zeker, ik
hoopte denk ik maar dat ik geroepen werd.


Ik wil leven! Dus door naar het Zuiden.
Dat mijn neus groot wordt, mijn wangen slinken.
Roos en meidoorn. Kastanjebloesem. Ik wil
als een Calabrische ezel balken,
van vreugde angst en begeerte krampen.


To the south

Near Rostock the quayside was blue. In Fulda the wind was up.
The Neckar swelled to the sandbags.
In Heidelberg, I think, the stationer\'s was called Pech, I
pilfered a stapler; I paid scrupulously for the road map.
To make a comparison
       all through Germany
simply not to


I stand by a cold lake,
green tanks drowned-man\'s-movements.
The map folded on my back in my smallish, womanish hands.
Village and road on the other side, a jetty there.
A white dinghy in stripy sunlight.
\'Who are you? My name is Harp!\'
I didn\'t understand for sure, I
just hoped I think that I was being called.


I want to live! So on to the South.
So my nose grows large, my cheeks shrink.
Rose and hawthorn. Chestnut blossom. I want
to bray like a Calabrian donkey,
convulse with joy fear and desire.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère