Gedicht
Tonnus Oosterhoff
Work at the dock is dangerous
Work at the dock is dangerous, falling asleep deadly.The men take their sleep defences along to the hut.
There is the split in the roof again: morning. Back to the ship’s side.
Behind their blackout curtains the Chinese rulers
startle awake from truth dreams.
Ever since I’ve known you, everyone sleeps more poorly.
At night, two see from the little black gleams
in the other’s face that they are looking at each other.
“We are getting divorced!” They know at once how they both looked
at the same time.
“We’re separating.” Poor loved ones in each other’s thoughts.
The body is driven over a furious path
to another world, it jolts awake all the time.
To drink, to have a pee, to scratch itself with worry.
Is it pain, is it pressure? In the past, when I turned over,
I’d fall asleep immediately. Now, with the results,
the beginning of the end, I have to learn to sail away again.
Ever since I’ve known you, everyone sleeps more poorly.
The dark is larger, a wider hole.
Who knows what thousand year old struggle is
being settled, Chinese rulers, until
a new day falls to its graceful close?
The beginning of the end sealed,
the white tiled corridor interminable.
Sunday morning started with your first name
thrown out by sheer accident.
Turn around, again, unable to give informed consent.
The work in the dock is dangerous, no ship
has taken no lives. The boss curses,
the relatives arrive, and the work goes on.
© Translation: 2018, Karlien van den Beukel
Het werk in het dok is gevaarlijk
Het werk in het dok is gevaarlijk, in slaap vallen dodelijk.
De mannen nemen hun slaapverweer mee naar de hut.
Daar is de spleet in het dak alweer: ochtend. Terug naar de scheepswand.
Achter hun verduisteringsgordijnen schrikken
van waarheidsdromen Chinese machthebbers wakker.
Sedert ik jou ken slaapt iedereen slechter.
Twee zien ’s nachts in de zwarte glansjes
in elkanders gezicht dat ze elkaar liggen aan te kijken.
‘We gaan scheiden!’ Ze weten meteen hoe ze tegelijk keken.
‘We scheiden!’ Arme geliefden in elkanders gedachten.
Het lichaam wordt over een woedend pad
naar een andere wereld gejaagd, steeds schrikt het wakker.
Voor drinken, uit plassen, zich krabben met zorgen.
Is het pijn, is het druk? Vroeger, als ik me omkeerde
sliep ik meteen. Nu moet ik met de uitslag,
het begin van de afloop, opnieuw leren wegzeilen.
Sinds ik jou ken slaapt iedereen slechter.
Het donker is groter, een wijdere grot.
Wie weet welk duizend jaar oud gevecht er
beslecht wordt, Chinese machthebbers, tot
een nieuwe dag valt in het sierlijk slot?
Het begin van de afloop verzegeld,
een eindeloze gang wit betegeld.
Zondagochtend begon met jouw voornaam,
door een stom toeval eruit gekegeld.
Draai je om, nog eens om, wilsonbekwaam.
Het werk in het dok is gevaarlijk, geen schip
heeft geen levens genomen. De baas vloekt,
de familie komt, en het werk gaat verder.
De mannen nemen hun slaapverweer mee naar de hut.
Daar is de spleet in het dak alweer: ochtend. Terug naar de scheepswand.
Achter hun verduisteringsgordijnen schrikken
van waarheidsdromen Chinese machthebbers wakker.
Sedert ik jou ken slaapt iedereen slechter.
Twee zien ’s nachts in de zwarte glansjes
in elkanders gezicht dat ze elkaar liggen aan te kijken.
‘We gaan scheiden!’ Ze weten meteen hoe ze tegelijk keken.
‘We scheiden!’ Arme geliefden in elkanders gedachten.
Het lichaam wordt over een woedend pad
naar een andere wereld gejaagd, steeds schrikt het wakker.
Voor drinken, uit plassen, zich krabben met zorgen.
Is het pijn, is het druk? Vroeger, als ik me omkeerde
sliep ik meteen. Nu moet ik met de uitslag,
het begin van de afloop, opnieuw leren wegzeilen.
Sinds ik jou ken slaapt iedereen slechter.
Het donker is groter, een wijdere grot.
Wie weet welk duizend jaar oud gevecht er
beslecht wordt, Chinese machthebbers, tot
een nieuwe dag valt in het sierlijk slot?
Het begin van de afloop verzegeld,
een eindeloze gang wit betegeld.
Zondagochtend begon met jouw voornaam,
door een stom toeval eruit gekegeld.
Draai je om, nog eens om, wilsonbekwaam.
Het werk in het dok is gevaarlijk, geen schip
heeft geen levens genomen. De baas vloekt,
de familie komt, en het werk gaat verder.
© 2017, Tonnus Oosterhoff
From: Ja Nee
Publisher: De Bezige Bij, Amsterdam
From: Ja Nee
Publisher: De Bezige Bij, Amsterdam
Gedichten
Gedichten van Tonnus Oosterhoff
Close
Het werk in het dok is gevaarlijk
Het werk in het dok is gevaarlijk, in slaap vallen dodelijk.De mannen nemen hun slaapverweer mee naar de hut.
Daar is de spleet in het dak alweer: ochtend. Terug naar de scheepswand.
Achter hun verduisteringsgordijnen schrikken
van waarheidsdromen Chinese machthebbers wakker.
Sedert ik jou ken slaapt iedereen slechter.
Twee zien ’s nachts in de zwarte glansjes
in elkanders gezicht dat ze elkaar liggen aan te kijken.
‘We gaan scheiden!’ Ze weten meteen hoe ze tegelijk keken.
‘We scheiden!’ Arme geliefden in elkanders gedachten.
Het lichaam wordt over een woedend pad
naar een andere wereld gejaagd, steeds schrikt het wakker.
Voor drinken, uit plassen, zich krabben met zorgen.
Is het pijn, is het druk? Vroeger, als ik me omkeerde
sliep ik meteen. Nu moet ik met de uitslag,
het begin van de afloop, opnieuw leren wegzeilen.
Sinds ik jou ken slaapt iedereen slechter.
Het donker is groter, een wijdere grot.
Wie weet welk duizend jaar oud gevecht er
beslecht wordt, Chinese machthebbers, tot
een nieuwe dag valt in het sierlijk slot?
Het begin van de afloop verzegeld,
een eindeloze gang wit betegeld.
Zondagochtend begon met jouw voornaam,
door een stom toeval eruit gekegeld.
Draai je om, nog eens om, wilsonbekwaam.
Het werk in het dok is gevaarlijk, geen schip
heeft geen levens genomen. De baas vloekt,
de familie komt, en het werk gaat verder.
© 2017, Tonnus Oosterhoff
From: Ja Nee
Publisher: 2017, De Bezige Bij, Amsterdam
From: Ja Nee
Publisher: 2017, De Bezige Bij, Amsterdam
Work at the dock is dangerous
Work at the dock is dangerous, falling asleep deadly.The men take their sleep defences along to the hut.
There is the split in the roof again: morning. Back to the ship’s side.
Behind their blackout curtains the Chinese rulers
startle awake from truth dreams.
Ever since I’ve known you, everyone sleeps more poorly.
At night, two see from the little black gleams
in the other’s face that they are looking at each other.
“We are getting divorced!” They know at once how they both looked
at the same time.
“We’re separating.” Poor loved ones in each other’s thoughts.
The body is driven over a furious path
to another world, it jolts awake all the time.
To drink, to have a pee, to scratch itself with worry.
Is it pain, is it pressure? In the past, when I turned over,
I’d fall asleep immediately. Now, with the results,
the beginning of the end, I have to learn to sail away again.
Ever since I’ve known you, everyone sleeps more poorly.
The dark is larger, a wider hole.
Who knows what thousand year old struggle is
being settled, Chinese rulers, until
a new day falls to its graceful close?
The beginning of the end sealed,
the white tiled corridor interminable.
Sunday morning started with your first name
thrown out by sheer accident.
Turn around, again, unable to give informed consent.
The work in the dock is dangerous, no ship
has taken no lives. The boss curses,
the relatives arrive, and the work goes on.
© 2018, Karlien van den Beukel
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère