Samira Negrouche
R.
I have my Toubkal cousins’ precise and deadly way of talking impenetrable skin and the gaze of Thanina elusive eagle. On my unattainable mountain the song of the red wellspring comes to me the echo of the Atlantic the coastal islands and defeated hooves fleeing the almond trees. I have my Toubkal cousins’ attentive silence about the Folklore squares, the fire-eaters, the choreographed marriages, the rented arses and the two-dirham Hriras. At my Toubkal cousins’ home the luxury of the destitute puts an end to Andalusia and the pauper poses, his leg extended toward the bootblack. And when at the height of virtuous feelings small-time monarchs of a cobbled-together celebration a mother on holiday sipping orange juice at nearly midnight a mother finds the smile of the plucky child beautiful the smile of the little girl who on the square at nearly midnight is selling a packet of tissues to the mother whose children are already asleep already dreaming when the mother admires that smile Grenada is lost forever.
R.
Van mijn neven van de Toubkal heb ik mijn nauwkeurige scherpe tong mijn albestendige huid en mijn blik van Thanina ongrijpbare arend. Op mijn beschutte berg hoor ik het zingen van de rode bron de echo van de Atlantische Oceaan van de eilanden langs de kust en de verslagen hoeven op de vlucht voor de amandelbomen. Van mijn neven van de Toukbal heb ik mijn aandachtige stilte over de pleinen vol folklore, de vuurspuwers, de geënsceneerde bruiloften, de gehuurde billen en de hrira voor twee dirham. Bij mijn neven van de Toubkal maakt de armeluisweelde een eind aan Andalusië en poseert de arme met zijn been naar de schoenpoetser gestrekt. En wanneer als toppunt van nobele gevoelens kortstondige vorsten op een opgetuigd feest een moeder op doorreis die om bijna middernacht aan een uitgeperste sinaasappel nipt wanneer een moeder de glimlach van het moedige kind mooi vindt de glimlach van het kleine meisje dat om bijna middernacht op het plein papieren zakdoeken verkoopt aan de moeder wier kinderen al slapen al dromen wanneer de moeder van die glimlach geniet is Granada voorgoed verloren.
R.
De mes cousins du Toubkal j’ai la langue précise et claquante une peau à toute épreuve et le regard de Thanina aigle insaisissable. Dans ma montagne retranchée me parvient le chant de la source rouge l’écho de l’Atlantique des îles en bordure et les sabots vaincus fuyant les amandiers. De mes cousins du Toubkal j’ai le silence attentif sur les places du folklore, les cracheurs de feu, les mariages scénarisés, les culs loués et les hrira à deux dirhams. Chez mes cousins du Toubkal le luxe des miséreux achève l’Andalousie et le misérable fait sa pose jambe tendue vers le cireur de chaussures. Et lorsque comble de bons sentiments monarques à la petite semaine d’une fête de façade une mère de passage sirotant l’orange pressée à bientôt minuit une mère trouve beau le sourire de l’enfant courageux le sourire de la petite fille qui sur la place à bientôt minuit vend des mouchoirs en papier à la mère dont les enfants dorment déjà rêvent déjà quand la mère aime ce sourire Grenade est à jamais perdue.
From: Six arbres de fortune autour de ma baignoire
Publisher: Éditions Mazette, Plaisir
R.
Van mijn neven van de Toubkal heb ik mijn nauwkeurige scherpe tong mijn albestendige huid en mijn blik van Thanina ongrijpbare arend. Op mijn beschutte berg hoor ik het zingen van de rode bron de echo van de Atlantische Oceaan van de eilanden langs de kust en de verslagen hoeven op de vlucht voor de amandelbomen. Van mijn neven van de Toukbal heb ik mijn aandachtige stilte over de pleinen vol folklore, de vuurspuwers, de geënsceneerde bruiloften, de gehuurde billen en de hrira voor twee dirham. Bij mijn neven van de Toubkal maakt de armeluisweelde een eind aan Andalusië en poseert de arme met zijn been naar de schoenpoetser gestrekt. En wanneer als toppunt van nobele gevoelens kortstondige vorsten op een opgetuigd feest een moeder op doorreis die om bijna middernacht aan een uitgeperste sinaasappel nipt wanneer een moeder de glimlach van het moedige kind mooi vindt de glimlach van het kleine meisje dat om bijna middernacht op het plein papieren zakdoeken verkoopt aan de moeder wier kinderen al slapen al dromen wanneer de moeder van die glimlach geniet is Granada voorgoed verloren.
From: Six arbres de fortune autour de ma baignoire
R.
I have my Toubkal cousins’ precise and deadly way of talking impenetrable skin and the gaze of Thanina elusive eagle. On my unattainable mountain the song of the red wellspring comes to me the echo of the Atlantic the coastal islands and defeated hooves fleeing the almond trees. I have my Toubkal cousins’ attentive silence about the Folklore squares, the fire-eaters, the choreographed marriages, the rented arses and the two-dirham Hriras. At my Toubkal cousins’ home the luxury of the destitute puts an end to Andalusia and the pauper poses, his leg extended toward the bootblack. And when at the height of virtuous feelings small-time monarchs of a cobbled-together celebration a mother on holiday sipping orange juice at nearly midnight a mother finds the smile of the plucky child beautiful the smile of the little girl who on the square at nearly midnight is selling a packet of tissues to the mother whose children are already asleep already dreaming when the mother admires that smile Grenada is lost forever.