Poetry International Poetry International
Gedicht

Ada Limón

THE MAGNIFICENT FRIGATEBIRD

DE MAGNIFIEKE FREGATVOGEL

Is het oké als ik begin met het overduidelijke? Ik zit vol stenen –
        is het oké als ik niet uit dit raam kijk, maar uit een ander raam?

Een mentor zei ooit: Je kunt een gedicht niet beginnen met een man
        die uit een raam kijkt. Te veel mannen die uit ramen kijken. 

En een vrouw dan? Vandaag is een spookdag. Een laatste sinaasappel
        op het aanrecht: het is een dood stuk fruit. We eten dode dingen. 

Eens in Rio, vlakbij Leblon, zweefden grote zeevogels boven de uitgestrekte
        Zuidelijke Atlantische Oceaan, ik had ze nog nooit gezien. 

Een spanwijdte van tweeënhalve meter en gigantisch in hun zelfverzekerde glijvlucht, zwart,
        met een rode keel als een wond, of een verborgen schat. Of allebei.

Toen ik ze opzocht, las ik dat het ging om de fregata magnificens.
        Het klonk alsof die kolos van een vogel zijn naam zelf gekozen had.

Wat een plezier om te zeggen, ik ben magnifiek. En daarbij reisden ze in paren,
        dus vroeg ik me af of ze elkaar hun naam hadden gegeven. Ruimhartig plukten 

aan elkaars diepgevorkte staart, of hun verenpak dat in de zilte lucht glinsterde,
        en zeiden met hun keelzak: Jij bent magnifiek.’ ‘Jij bent ook magnifiek.

Ik krijg er zin van om al mijn liefdes de epitheta te geven die ze verdienen:
        Jij bent Schitterend. Jij bent Stralend. Jij bent Subliem.

Ik bevind me ver van subtropische wateren. Ik beschik niet over vliegkunst of vleugels
        om over de golven te scheren, zo moeiteloos als de wind. Maar van hier

kan ik me een voorstelling maken van vervoering, een glorieus gevangen vis in de bek van een vogel.

 

Is it okay to begin with the obvious? I am full of stones—
            is it okay not to look out this window, but look out another? 

A mentor once said, You can’t start a poem with a man looking
            out a window. Too many men looking out a window. 

What about a woman? Today is a haunting. One last orange
            on the counter: it is a dead fruit. We swallow dead things. 

Once in Rio near Leblon, large seabirds soared over the vast
            South Atlantic Ocean, I had never seen them before. 

Eight foot wingspan and gigantic in their confident gliding, black,
            with a red neck like a wound, or a hidden treasure. Or both. 

When I looked it up, I learned it was the Magnificent Frigatebird.
            It sounded like that enormity of a bird had named itself. 

What a pleasure to say, I am magnificent. And too, they traveled as a team,
            so I wondered if they named each other. Generously tapping 

one another’s deeply forked tail, or their plumage glistening with salt air,
            their gular sacs saying, You are magnificent. You are also magnificent. 

It makes me want to give all my loves adjectives they deserve:
            You are Resplendent. You are Radiant. You are Sublime. 

I am far away from subtropical waters. I have no skills for flight or wings
            to skim the waves effortlessly like the wind itself. But from here, 

I can still imagine rapture, a glorious caught fish in the mouth of a bird.

Close

DE MAGNIFIEKE FREGATVOGEL

Is het oké als ik begin met het overduidelijke? Ik zit vol stenen –
        is het oké als ik niet uit dit raam kijk, maar uit een ander raam?

Een mentor zei ooit: Je kunt een gedicht niet beginnen met een man
        die uit een raam kijkt. Te veel mannen die uit ramen kijken. 

En een vrouw dan? Vandaag is een spookdag. Een laatste sinaasappel
        op het aanrecht: het is een dood stuk fruit. We eten dode dingen. 

Eens in Rio, vlakbij Leblon, zweefden grote zeevogels boven de uitgestrekte
        Zuidelijke Atlantische Oceaan, ik had ze nog nooit gezien. 

Een spanwijdte van tweeënhalve meter en gigantisch in hun zelfverzekerde glijvlucht, zwart,
        met een rode keel als een wond, of een verborgen schat. Of allebei.

Toen ik ze opzocht, las ik dat het ging om de fregata magnificens.
        Het klonk alsof die kolos van een vogel zijn naam zelf gekozen had.

Wat een plezier om te zeggen, ik ben magnifiek. En daarbij reisden ze in paren,
        dus vroeg ik me af of ze elkaar hun naam hadden gegeven. Ruimhartig plukten 

aan elkaars diepgevorkte staart, of hun verenpak dat in de zilte lucht glinsterde,
        en zeiden met hun keelzak: Jij bent magnifiek.’ ‘Jij bent ook magnifiek.

Ik krijg er zin van om al mijn liefdes de epitheta te geven die ze verdienen:
        Jij bent Schitterend. Jij bent Stralend. Jij bent Subliem.

Ik bevind me ver van subtropische wateren. Ik beschik niet over vliegkunst of vleugels
        om over de golven te scheren, zo moeiteloos als de wind. Maar van hier

kan ik me een voorstelling maken van vervoering, een glorieus gevangen vis in de bek van een vogel.

 

THE MAGNIFICENT FRIGATEBIRD

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère