Safia Elhillo
FOR MY FRIENDS, IN REPLY TO A QUESTION
VOOR MIJN VRIENDEN ALS ANTWOORD OP EEN VRAAG
Het gaat goed, en natuurlijk gaat ’t niet,
maar ik ga door.
Ik word wakker door het gejank van het alarm,
zelfs als mijn lichaam nee zegt. Ik kleed me in felle kleuren.
Ik kleur iedere wenkbrauw bij. Ik bak & braad & pekel.
Ik schrijf & lees & verlies uren aan vage televisie. Ik zit
urenlang in bad, mijn huid rimpelt.
Ik weet niet of ik ooit nog naar huis ga.
Ik weet niet wie ik voor het laatst heb gezien.
Het Arabisch komt terug in strepen verf, in werkwoordsvormen
& in woorden die ik wellicht nooit meer zal gebruiken.
Mijn dagen vervagen in elkaar over & het is niet dat ik bang ben.
Het is alsof ik het van bovenaf zie gebeuren & alsof ik ergens
boven de kamer ben, me afvraag of de rijst aanbrandt.
Ik ben ergens boven en kijk naar mijn pijnen, kijk
naar het nieuws alsof ik het in een boek lees. Ik zoek namen
van mensen op die ik in mijn jeugd kende,
ik bestudeer hun nieuwe & hoekige gezichten,
hun levens ver weg. Mijn grootvaders glimlach korrelig
& mijn krakende spieren proberen het te imiteren.
Ik vraag niet of we elkaar ooit nog gaan zien,
ik vraag niet of hij me wil voorlezen, ik vraag niets
wat me zal doen verlangen. Ik verdoezel het met suiker
& olie, met kookprogramma’s, met slaap.
Ik slaap twaalf uur per nacht & in mijn dromen ontvlucht
ik een oorlog, in mijn dromen raak ik de gezichten van mijn vrienden aan,
we raken elkaar allemaal aan
& zelfs in de droom zijn we bang.
Publisher: 2022, ,
FOR MY FRIENDS, IN REPLY TO A QUESTION
but I go through the motions. I wake up
to the alarm’s howl, even when the word
in my body is no. I dress in livid colors.
I blacken the hairs of each eyebrow. I bake
& braise & pickle. I write & read & lose
hours to the blur of the television. I sit
for hours in the bath, my skin puckering.
I don’t know if I’ll ever go home again.
I don’t know who I’ve seen for the last time.
The Arabic comes back to me in streaks
of paint, verb forms & vocabularies
I may never again have occasion to use.
My days smudge into one another & it’s not
that I am afraid. It’s as if I am watching it
all happen below, & I am somewhere above
the room, wondering if the rice is burning.
I am somewhere above the room, watching
my new aches, watching the news as if
I am reading it in a novel. I look up
the names of people I knew in childhood,
learn their new & angular faces, their
faraway lives. My grandfather pixelates
into a smile & I work my creaking muscles
to replicate it. I do not ask if we will ever
meet again, I do not ask him to read to me,
or for anything that will make me long.
I dull it with sugar & oil, with cooking shows,
with sleep. I sleep twelve hours each night
& in my dreams I am fleeing a war, in my dreams
I am touching the faces of my friends, we are
each one of us touching, & even in the dream
we are afraid.
From: The January Children
Publisher: University of Nebraska Press,
VOOR MIJN VRIENDEN ALS ANTWOORD OP EEN VRAAG
Het gaat goed, en natuurlijk gaat ’t niet,
maar ik ga door.
Ik word wakker door het gejank van het alarm,
zelfs als mijn lichaam nee zegt. Ik kleed me in felle kleuren.
Ik kleur iedere wenkbrauw bij. Ik bak & braad & pekel.
Ik schrijf & lees & verlies uren aan vage televisie. Ik zit
urenlang in bad, mijn huid rimpelt.
Ik weet niet of ik ooit nog naar huis ga.
Ik weet niet wie ik voor het laatst heb gezien.
Het Arabisch komt terug in strepen verf, in werkwoordsvormen
& in woorden die ik wellicht nooit meer zal gebruiken.
Mijn dagen vervagen in elkaar over & het is niet dat ik bang ben.
Het is alsof ik het van bovenaf zie gebeuren & alsof ik ergens
boven de kamer ben, me afvraag of de rijst aanbrandt.
Ik ben ergens boven en kijk naar mijn pijnen, kijk
naar het nieuws alsof ik het in een boek lees. Ik zoek namen
van mensen op die ik in mijn jeugd kende,
ik bestudeer hun nieuwe & hoekige gezichten,
hun levens ver weg. Mijn grootvaders glimlach korrelig
& mijn krakende spieren proberen het te imiteren.
Ik vraag niet of we elkaar ooit nog gaan zien,
ik vraag niet of hij me wil voorlezen, ik vraag niets
wat me zal doen verlangen. Ik verdoezel het met suiker
& olie, met kookprogramma’s, met slaap.
Ik slaap twaalf uur per nacht & in mijn dromen ontvlucht
ik een oorlog, in mijn dromen raak ik de gezichten van mijn vrienden aan,
we raken elkaar allemaal aan
& zelfs in de droom zijn we bang.
From: The January Children
Publisher: 2022, University of Nebraska Press,