Safia Elhillo
ARM’S LENGTH
ARM’S LENGTH
al is hij ook kind van vluchtende mensen heeft mijn man
nog nooit zijn naam & lichaam op arm’s length gehouden op een luchthaven
we bekeken kaarten, om beurten in de middelste stoel
zomerden in oude steden, hielden elkaars handen vast op luchthavens
in de befaamde stad van de romantiek werden we één met de andere
immigranten, het gekruide voedsel & blauwe rook, shisha een parfum in de lucht
porte-manteau een spel dat we onderweg speelden, mischief vonden we
in christopher. ik hield van die oude stad terwijl ik vertrok, zelfs toen ik werd gefouilleerd.
toen we net trouwden droomde hij van alle plaatsen waar we zouden kunnen wonen-
de beveiliging kwam weer, nadat we aan boord waren, om mij uit het vliegtuig te halen
voor de derde keer. mijn kleding verspreid in de vliegtuigslurf, schaamte
zwol op in mijn keel. ondertussen is het een grap, de moslim op de vluchthaven
alle plaatsen waar we zouden kunnen wonen, gezondheidszorg & de metro, spreken
we de taal? de huurkosten voor een appartement, de afstand tot een luchthaven.
tweemaal, zwanger, mijn moeder in een oude vlucht, turbulentie
& misselijkheid in ruil voor een paspoort voor haar kinderen, ons gemak op elk vliegveld
terwijl zij achterbleef om gefouilleerd te worden, hoofddoek & de verkeerde papieren,
mijn broer & ik, amerikanen, doodden de tijd op de luchthaven en aten fastfood.
na die verkiezing, na elke nieuwe video waarin we sterven, overwegen we ons voorouderlijke
werk van het vertrekken. bestemmingsbord als een menu op de luchthaven.
hij heeft zijn zinnen erop gezet, die stad, mijn echtgenoot, de lange middagen, zonsondergang twee uur voor middernacht. & ik kan het niet. het was maar één keer, maar toch, de luchthaven –
ze haten moslims in dat land, zeg ik uiteindelijk. mijn verheven paspoort is
maar papier, lelijk blauw. & overal ter wereld. de luchthaven, de plek
waar het het duidelijkst wordt gezegd, maar niet de enige. dus waar kunnen wij heen,
ik & de mijne? naam kan ik niet verbergen & kan niet verbergen wat het vermeldt.
& nu voelt het zo ver weg, die plek, die toegang. ik verbaas mezelf door verlangen
naar de wereld, iedereen, alles waar ik van hou. mij onthouden aan de andere kant van een luchthaven
Publisher: 2022, ,
ARM’S LENGTH
though too a child of fleeing people, my husband
has never held his name & body at arm’s length at an airport
we looked at maps, taking turns with the middle seat
summered in old cities, held hands at the airport
in that famous city of romance we folded in with the other
immigrants, spiced food & blue smoke, shisha a perfume in the air
portmanteau as a game we played in transit, the mischief found
in christopher. i left loving that old city, even when i was searched at the airport.
when we were first married he would dream of all the places we might live—
security arriving again, after i’d boarded, to remove me from the airplane
for a third search. my clothes scattered around the jet bridge,
shame swelling in my throat. it’s a joke by now, the muslim at the airport
—all the places we might live, healthcare & a metro, do we speak
the language? cost of renting an apartment, its proximity to an airport.
twice, already pregnant, my mother on a long-ago flight, turbulence
& nausea in return for passports for her children, our ease in every airport
while she stayed behind to be searched, headscarf & the wrong papers,
my brother & i american & killing time, eating fast food at the airport.
after that election, after each new video where we die, we consider
our ancestral work of leaving. board of destinations like a menu at the airport.
he has his heart set on it, that city, my husband, its long afternoon, sunset
two hours before midnight. & i can’t. it was one time, but still, the airport—
they hate muslims in that country, i eventually say. my exalted passport
just paper, ugly shade of blue. & everywhere in the world. the airport
the place where it is most plainly said, but not the only. so where is there
for us to go, for me & mine? name i cannot help, & cannot hide what it reports.
& now it feels so far away, that place, that portal. i surprise myself by longing—
the world, everyone, everything i love. kept from me on the other side of an airport
From: The January Children
Publisher: University of Nebraska Press,
ARM’S LENGTH
al is hij ook kind van vluchtende mensen heeft mijn man
nog nooit zijn naam & lichaam op arm’s length gehouden op een luchthaven
we bekeken kaarten, om beurten in de middelste stoel
zomerden in oude steden, hielden elkaars handen vast op luchthavens
in de befaamde stad van de romantiek werden we één met de andere
immigranten, het gekruide voedsel & blauwe rook, shisha een parfum in de lucht
porte-manteau een spel dat we onderweg speelden, mischief vonden we
in christopher. ik hield van die oude stad terwijl ik vertrok, zelfs toen ik werd gefouilleerd.
toen we net trouwden droomde hij van alle plaatsen waar we zouden kunnen wonen-
de beveiliging kwam weer, nadat we aan boord waren, om mij uit het vliegtuig te halen
voor de derde keer. mijn kleding verspreid in de vliegtuigslurf, schaamte
zwol op in mijn keel. ondertussen is het een grap, de moslim op de vluchthaven
alle plaatsen waar we zouden kunnen wonen, gezondheidszorg & de metro, spreken
we de taal? de huurkosten voor een appartement, de afstand tot een luchthaven.
tweemaal, zwanger, mijn moeder in een oude vlucht, turbulentie
& misselijkheid in ruil voor een paspoort voor haar kinderen, ons gemak op elk vliegveld
terwijl zij achterbleef om gefouilleerd te worden, hoofddoek & de verkeerde papieren,
mijn broer & ik, amerikanen, doodden de tijd op de luchthaven en aten fastfood.
na die verkiezing, na elke nieuwe video waarin we sterven, overwegen we ons voorouderlijke
werk van het vertrekken. bestemmingsbord als een menu op de luchthaven.
hij heeft zijn zinnen erop gezet, die stad, mijn echtgenoot, de lange middagen, zonsondergang twee uur voor middernacht. & ik kan het niet. het was maar één keer, maar toch, de luchthaven –
ze haten moslims in dat land, zeg ik uiteindelijk. mijn verheven paspoort is
maar papier, lelijk blauw. & overal ter wereld. de luchthaven, de plek
waar het het duidelijkst wordt gezegd, maar niet de enige. dus waar kunnen wij heen,
ik & de mijne? naam kan ik niet verbergen & kan niet verbergen wat het vermeldt.
& nu voelt het zo ver weg, die plek, die toegang. ik verbaas mezelf door verlangen
naar de wereld, iedereen, alles waar ik van hou. mij onthouden aan de andere kant van een luchthaven
From: The January Children
Publisher: 2022, University of Nebraska Press,