Gedicht
Kayo Chingonyi
How to cry
Hoe je huilt
Ik breek nog, zoals een overladen schraag breektmidden op de markt in Romford en blèr
zoals mijn kleine nichtje blèrt als haar moeder
even de kamer uit is. Ondanks
ons gesus, weet de kleine al precies
dat wie weggaat misschien nooit terugkomt.
Hoewel ik God in een afgesloten kistje bewaar
werp ik mezelf dan voor de Argos ter aarde,
ram met mijn handpalmen op de kinderkopjes
tot het bloed zingt in mijn vingertoppen. Daar, tussen
Cockneys die vis verkopen, bakkenvers uit Billingsgate
schieten tranen ogen te binnen die ik uitgehuild dacht.
Ik wil aangegrepen worden door onze bakstenen uni,
de keur aan vreemde gezichten. Leid me
de flat in die stinkt naar onze slapeloosheid,
plannen bevroed in de fluistering van kleine uurtjes.
Ik ben mijn kracht moe. Laat me verstoken achter,
als ik kijk hoe de witte limousine wegrijdt.
© Vertaling: 2019, Jeske van der Velden
How to cry
I’m going to fold, as an overloaded trestle folds,in the middle of Romford Market and bawl
the way my small niece bawls for her mother
when she leaves the room. In spite
of our assurances, already the little one knows
that those who leave might never come back.
Though I keep God in a small closed box
I’ll prostrate myself outside Argos,
beat the cobbles with my palm
till blood rings in my fingertips. There, amid
cockneys selling fish, box-fresh from Billingsgate,
tears will occur to eyes I thought I’d cried out.
I want to be set off by our red brick uni,
its array of strange faces. Show me round
the flat that stinks of our sleeplessness,
plans hatched in the whispers of small hours.
I’m tired of this strength. Let me be bereft,
watching the white limousine as it drives away.
© 2017, Kayo Chingonyi
From: Kumukunda
Publisher: Penguin Random House, New York
From: Kumukunda
Publisher: Penguin Random House, New York
Gedichten
Gedichten van Kayo Chingonyi
Close
Hoe je huilt
Ik breek nog, zoals een overladen schraag breektmidden op de markt in Romford en blèr
zoals mijn kleine nichtje blèrt als haar moeder
even de kamer uit is. Ondanks
ons gesus, weet de kleine al precies
dat wie weggaat misschien nooit terugkomt.
Hoewel ik God in een afgesloten kistje bewaar
werp ik mezelf dan voor de Argos ter aarde,
ram met mijn handpalmen op de kinderkopjes
tot het bloed zingt in mijn vingertoppen. Daar, tussen
Cockneys die vis verkopen, bakkenvers uit Billingsgate
schieten tranen ogen te binnen die ik uitgehuild dacht.
Ik wil aangegrepen worden door onze bakstenen uni,
de keur aan vreemde gezichten. Leid me
de flat in die stinkt naar onze slapeloosheid,
plannen bevroed in de fluistering van kleine uurtjes.
Ik ben mijn kracht moe. Laat me verstoken achter,
als ik kijk hoe de witte limousine wegrijdt.
© 2019, Jeske van der Velden
From: Kumukunda
From: Kumukunda
How to cry
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère