Gedicht
Safiya Sinclair
Home
Thuis
Ben ik het vergeten –het wilde zeeschelpendialect,
zwarte apostrof strak
gekruld op mijn tong?
Of hoe de Spanjaarden muren bouwden
van glasscherven om mij buiten te houden
maar de Doktervogel bleef achter me aan zitten
en me binnenhalen: Deze plek
is jouw plek, gewikkeld in rood
Sargassum, oud wrakhout
gekoesterd op de bedachtzame zee.
Het krakkemikkige altaar dat ik vaak
bezocht, volgestouwd met vissenschedel,
oplichtend van de pokhoutpluimen:
Vader, ik heb er zoveel mirakels
aan gevraagd. Om geduldig te zijn en vergevingsgezind,
om voor jou herschapen te worden in een
klein wonder. En wat een vreugde
om nog steeds ergens in te geloven.
Mijn dictie nu zo keurig
als mijn haar; die vreemdeling naar wie wij
allang niet meer op zoek zijn.
Maar als onze half verzonken harten
ooit konden antwoorden, dan zou ik
mijn mond tot warme kommen
boven de aarde vormen, en de natte prut
van thuis kussen, de Bogue-modder proeven
en één lange sinaasappelschil als huid.
Ik zou mijn oor openzetten voor suikerriet
en lange gungo-erwtenstengels
om in te klimmen. Ik zou zwemmen in de zee
die immer wegebt in een gesoldeerde lijst,
de zee die telkens weer
mijn naam roept.
Home
Have I forgotten it –wild conch-shell dialect,
black apostrophe curled
tight on my tongue?
Or how the Spanish built walls
of broken glass to keep me out
but the Doctor Bird kept chasing
and raking me in: This place
is your place, wreathed in red
Sargassum, ancient driftwood
nursed on the pensive sea.
The ramshackle altar I visited
often, packed full with fish-skull,
bright with lignum vitae plumes:
Father, I have asked so many miracles
of it. To be patient and forgiving,
to be remade for you in some
small wonder. And what a joy
to still believe in anything.
My diction now as straight
as my hair; that stranger we’ve
long stopped searching for.
But if somehow our half-sunken
hearts could answer, I would cup
my mouth in warm bowls
over the earth, and kiss the wet dirt
of home, taste Bogue-mud
and one long orange peel for skin.
I’d open my ear for sugar cane
and long stalks of gungo peas
to climb in. I’d swim the sea
still lapsing in a soldered frame,
the sea that again and again
calls out my name.
From: Cannibal
Publisher: University of Nebraska Press, Lincoln
Publisher: University of Nebraska Press, Lincoln
Gedichten
Gedichten van Safiya Sinclair
Close
Thuis
Ben ik het vergeten –het wilde zeeschelpendialect,
zwarte apostrof strak
gekruld op mijn tong?
Of hoe de Spanjaarden muren bouwden
van glasscherven om mij buiten te houden
maar de Doktervogel bleef achter me aan zitten
en me binnenhalen: Deze plek
is jouw plek, gewikkeld in rood
Sargassum, oud wrakhout
gekoesterd op de bedachtzame zee.
Het krakkemikkige altaar dat ik vaak
bezocht, volgestouwd met vissenschedel,
oplichtend van de pokhoutpluimen:
Vader, ik heb er zoveel mirakels
aan gevraagd. Om geduldig te zijn en vergevingsgezind,
om voor jou herschapen te worden in een
klein wonder. En wat een vreugde
om nog steeds ergens in te geloven.
Mijn dictie nu zo keurig
als mijn haar; die vreemdeling naar wie wij
allang niet meer op zoek zijn.
Maar als onze half verzonken harten
ooit konden antwoorden, dan zou ik
mijn mond tot warme kommen
boven de aarde vormen, en de natte prut
van thuis kussen, de Bogue-modder proeven
en één lange sinaasappelschil als huid.
Ik zou mijn oor openzetten voor suikerriet
en lange gungo-erwtenstengels
om in te klimmen. Ik zou zwemmen in de zee
die immer wegebt in een gesoldeerde lijst,
de zee die telkens weer
mijn naam roept.
From: Cannibal
Home
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère