Gedicht
Nora Gomringer
Little black something
You clothe everyone drawn to your pelt.God, nature is a capricious man
with a fur farm.
Cages full of fools.
Or what’s the mother’s word for the ones
who didn’t flee but ran towards the feed?
When someone’s born behind bars
they see everything with a pattern.
And freedom is wild speculation
of feverish new inmates.
At night, when nature sleeps,
your own dreams gnaw.
In them four legs test the forest floor
under their soft pads. By day, then,
night tugs at your tail,
nature pulls the fur over the slumberers’ eyes.
Dreamers’ Destiny hangs above the shops
in which indulgence from a guilty conscience
can be bought.
It’s seldom said
the whole thing isn’t worth this.
The little black number now hangs from a collar.
A shadow, a charmer. A puppet.
There’s a name for all of them,
it melts Moorishly, bitterly,
has for eternities spoken itself on tongues,
marked with colonial colour:
slaves.
Klein zwart ding
Je kleedt iedereen die weg is van je vel.God, de natuur is een nukkige man
met een pelsdierenfarm.
Kooien vol met narren.
Of hoe noemt de moeder hen
die niet wegliepen maar op het voer af?
Als je achter tralies wordt geboren,
heb je een patroon in je blik.
En vrijheid is wilde speculatie
van koortsachtige nieuwelingen.
’s Nachts, als de natuur slaapt,
knagen de eigen dromen.
Daarin nemen vier poten de bosgrond
onder hun zachte zolen. Overdag
trekt de nacht aan de staart,
de natuur haalt slapers het vel over de oortjes.
Dromersnoodlot staat boven de winkels
waar men het aflaat van een slecht geweten
duur betaalt.
Zelden zegt er eentje,
dat was het allemaal niet waard.
Dat kleine zwarte ding hangt nu aan een kraag.
Een schaduw, een vleier. Willoos.
Voor hen allen bestaat een naam,
die lost heel Moors en bitter op,
ligt al een eeuwigheid op de tongen,
aangeslagen met koloniale kleur:
slaven.
Kleines schwarzes etwas
Kleidest alle, die angetan mit deinem Fell.Gott, die Natur ist ein launischer Mann
Mit einer Pelztierfarm.
Käfige voller Narren.
Oder wie nennt die Mutter die,
die nicht fortliefen, sondern dem Futter zu?
Wenn einer hinter Gittern geboren wird,
hat er ein Muster im Blick.
Und die Freiheit ist wilde Spekulation
fiebernder Neuzugänge.
In der Nacht, wenn die Natur schläft,
nagen die eigenen Träume.
Darin nehmen vier Läufe den Waldboden
unter die zarten Ballen. Am Tag dann
zerrt die Nacht am Schwanz,
die Natur zieht Schläfern das Fell über die Öhrchen.
Träumerschicksal steht über den Läden,
in denen Ablass vom schlechten Gewissen
erkauft wird.
Sagt selten einer,
das wäre das alles nicht wert.
Das kleine Schwarze hängt nun am Kragen.
Ein Schatten, ein Schmeichler. Willenlos.
Für die alle gibt's einen Namen,
der zergeht ganz maurisch und bitter,
spricht sich seit Ewigkeiten auf den Zungen,
angeschlagen mit kolonialem Kolorit:
Sklaven.
From: Moden
Publisher: Voland & Quist, Dresden, Leipzig
Publisher: Voland & Quist, Dresden, Leipzig
Gedichten
Gedichten van Nora Gomringer
Close
Klein zwart ding
Je kleedt iedereen die weg is van je vel.God, de natuur is een nukkige man
met een pelsdierenfarm.
Kooien vol met narren.
Of hoe noemt de moeder hen
die niet wegliepen maar op het voer af?
Als je achter tralies wordt geboren,
heb je een patroon in je blik.
En vrijheid is wilde speculatie
van koortsachtige nieuwelingen.
’s Nachts, als de natuur slaapt,
knagen de eigen dromen.
Daarin nemen vier poten de bosgrond
onder hun zachte zolen. Overdag
trekt de nacht aan de staart,
de natuur haalt slapers het vel over de oortjes.
Dromersnoodlot staat boven de winkels
waar men het aflaat van een slecht geweten
duur betaalt.
Zelden zegt er eentje,
dat was het allemaal niet waard.
Dat kleine zwarte ding hangt nu aan een kraag.
Een schaduw, een vleier. Willoos.
Voor hen allen bestaat een naam,
die lost heel Moors en bitter op,
ligt al een eeuwigheid op de tongen,
aangeslagen met koloniale kleur:
slaven.
From: Moden
Little black something
You clothe everyone drawn to your pelt.God, nature is a capricious man
with a fur farm.
Cages full of fools.
Or what’s the mother’s word for the ones
who didn’t flee but ran towards the feed?
When someone’s born behind bars
they see everything with a pattern.
And freedom is wild speculation
of feverish new inmates.
At night, when nature sleeps,
your own dreams gnaw.
In them four legs test the forest floor
under their soft pads. By day, then,
night tugs at your tail,
nature pulls the fur over the slumberers’ eyes.
Dreamers’ Destiny hangs above the shops
in which indulgence from a guilty conscience
can be bought.
It’s seldom said
the whole thing isn’t worth this.
The little black number now hangs from a collar.
A shadow, a charmer. A puppet.
There’s a name for all of them,
it melts Moorishly, bitterly,
has for eternities spoken itself on tongues,
marked with colonial colour:
slaves.
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère