Poetry International Poetry International
Gedicht

Moshe Dor

Goliath

He was bigger than all
his people, in fact, bigger
than all peoples of the Mediterranean
basin. Six cubits and a span.
A veritable giant.

The stone sunk into his forehead,
entering the flesh as a brook
enters a river. The ground
shuddered when he fell, a titan
in a coat of mail and helmet
of brass and greaves of brass
and a gorget of brass, shimmering
like pure flame in harsh light.

And it was good to fall
like that, between Shochoh
and Azekah, a mountain collapsing,
shaking the foundations
of the earth. Imagine him
years later, at some Philistine
nursing home in Gath, Ashdod
or Askelon, his sparse gray beard
flecked with morning porridge,
his eyes vacant, his memory dim –
he barely remembers what happened
in the valley of Elah – an ancient
ridiculous giant, a freak of attraction
for do-gooders and sightseers.

No, it was better thus.

Goliath

Hij was de grootste onder zijn volksgenoten,
Of eigenlijk onder alle volken in het bekken
Van de Middellandse Zee. Zes el
En een span!. Een heuse
Reus.

De steen drong in zijn voorhoofd
En ging in hem op, gelijk een beek
In een rivier die groter is dan hij.
De grond trilde toen hij neerviel,
Deze kolos in een geschubd pantser en een koperen
Helm en met koperen scheenplaten en een koperen
Werpspies, fonkelend als een heldere vlam
In het felle licht.

En het was maar goed ook dat hij daar tussen
Socho en Azeka viel, een berg die plots ineen-
Stortte en de aarde op zijn grondvesten
Deed trillen. Denk maar aan hem,
Jaren later,
In een Filistijns bejaardenhuis in Gath,
Asdod of Askelon,
Zijn dunne grijze baard bezaaid
Met vlokjes van de ochtendpap, zijn ogen
Dof en zijn geheugen wazig - zelfs wat zich
In het Terebintendal heeft afgespeeld weet hij
Niet zo precies meer -
Een lachwekkende reus op leeftijd,
Een gedrocht,
Een lokkertje voor sponsoren en toeristen.

Nee, dan maar zo.

גוליית

גָּדוֹל הָיָה מִכָּל בְּנֵי עַמּוֹ,
בְּעֶצֶם, מִכָּל בְּנֵי הָעַמִּים שֶׁבְּאַגַּן
הַיָּם הַתִּיכוֹן. שֵׁשׁ אַמּוֹת
וְזֶרֶת. עֲנָק
אֲמִתִּי.

הָאֶבֶן טָבְעָה בְּמִצְחוֹ
וְהִתְמַזְּגָה בּוֹ כְּשֵׁם שֶׁנַּחַל
מִתְמַזֵּג עִם הַנָּהָר הַגָּדוֹל מִמֶּנּוּ.
הָאֲדָמָה רָעֲדָה כְּשֶׁנָּפַל עָלֶיהָ,
נָפִיל בְּשִׁרְיוֹן קַשְׂקַשִּׂים וְכוֹבָע
נְחֹשֶׁת וּמִצְחַת נְחֹשֶׁת וְכִידוֹן
נְחֹשֶׁת, מִתְנוֹצֵץ כְּלֶהָבָה צְלוּלָה
בָּאוֹר הֶחָרִיף.

וְטוֹב הָיָה לוֹ בְּנָפְלוֹ כָּכָה בֵּין
שׂוֹכֹה וּבֵין עֲזֵקָה, הַר הַקּוֹרֵס
פִּתְאֹם תַּחְתָּיו וּמְזַעְזֵעַ
מוֹסְדֵי אֶרֶץ. חִשְׁבוּ עָלָיו,
שָׁנִים לְאַחֵר מִכֵּן,
בְּאֵיזֶה מוֹשָׁב זְקֵנִים פְּלִשְׁתִּי בְּגַת,
אַשְׁדּד אוֹ אַשְׁקְלוֹן,
זְקַן-שֵׂבָתוֹ הַמְדֻבְלָל זָרוּעַ
פְּתוֹתֵי דַיְסַת-הַבֹּקֶר, עֵינָיו
עֲמוּמוֹת וְזִכְרוֹנוֹ מְטֻשְׁטָשׁ – אֲפִלּוּ
מַה אֵרַע שָׁם בְּעֵמֶק הָאֵלֶּה כְּבָר אֵינוֹ
זוֹכֵר לַאֲשׁוּרוֹ –
עֲנָק יָשִׁישׁ מְגֻחָך,
מִפְלָץ,
מְצִיאָה בִּשְׁבִיל תּוֹרְמִים וְתַיָּרִים.

לֹא, מוּטָב כָּך.
Moshe Dor

Moshe Dor

(Mandatory Palestine, 1932 - 2016)

Landen

Ontdek andere dichters en gedichten uit Israël

Gedichten Dichters

Talen

Ontdek andere dichters en gedichten in het Hebreeuws

Gedichten Dichters
Close

Goliath

Hij was de grootste onder zijn volksgenoten,
Of eigenlijk onder alle volken in het bekken
Van de Middellandse Zee. Zes el
En een span!. Een heuse
Reus.

De steen drong in zijn voorhoofd
En ging in hem op, gelijk een beek
In een rivier die groter is dan hij.
De grond trilde toen hij neerviel,
Deze kolos in een geschubd pantser en een koperen
Helm en met koperen scheenplaten en een koperen
Werpspies, fonkelend als een heldere vlam
In het felle licht.

En het was maar goed ook dat hij daar tussen
Socho en Azeka viel, een berg die plots ineen-
Stortte en de aarde op zijn grondvesten
Deed trillen. Denk maar aan hem,
Jaren later,
In een Filistijns bejaardenhuis in Gath,
Asdod of Askelon,
Zijn dunne grijze baard bezaaid
Met vlokjes van de ochtendpap, zijn ogen
Dof en zijn geheugen wazig - zelfs wat zich
In het Terebintendal heeft afgespeeld weet hij
Niet zo precies meer -
Een lachwekkende reus op leeftijd,
Een gedrocht,
Een lokkertje voor sponsoren en toeristen.

Nee, dan maar zo.

Goliath

He was bigger than all
his people, in fact, bigger
than all peoples of the Mediterranean
basin. Six cubits and a span.
A veritable giant.

The stone sunk into his forehead,
entering the flesh as a brook
enters a river. The ground
shuddered when he fell, a titan
in a coat of mail and helmet
of brass and greaves of brass
and a gorget of brass, shimmering
like pure flame in harsh light.

And it was good to fall
like that, between Shochoh
and Azekah, a mountain collapsing,
shaking the foundations
of the earth. Imagine him
years later, at some Philistine
nursing home in Gath, Ashdod
or Askelon, his sparse gray beard
flecked with morning porridge,
his eyes vacant, his memory dim –
he barely remembers what happened
in the valley of Elah – an ancient
ridiculous giant, a freak of attraction
for do-gooders and sightseers.

No, it was better thus.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère