Poetry International Poetry International
Gedicht

Ishion Hutchinson

THE ARK BY “SCRATCH”

DE ARK VAN ‘SCRATCH’

De djinn zegt bouw een studio. Ik bouw
een studio van as. Ik trek hem op uit dingen van gevaar
en sloppenwijken. Ik alleen, als bloed en kogel en alle
godgloeiende- ‘Merikaanse dollarpolitici zeggen dat
de druk niets voorstelt, als de evenaar van slag
is en coke op folie opborrelt tot cementen krans.
Ik bouw hem, een Congo-trommel, uitgehold door de latere
piramiden, lang voor cd’s rastafari’s wegtollen die neergaan aan zee,
als gevangenen in hun karretjes bij de Kebar. De djinn zegt bouw
een studio, maar neem geen pluimvee, enkel elektriciteit.
Dus ik bouw hem, mijn echoruimte met regenbogen traumakamers,
hou het zwaard van Koning Arthur binnen, en een voor de Maccabeeën
alleen, want een verbond is een band tussen mens en worm.
De volgende kamer is de Steentijd, dan de IJzertijd en een tijd die ik
Vriestijd noem, omdat er in het centrum te veel ijs zit in de breinen
van hen die Duke Street oversteken, heilig als predikanten.
En op de afsluiter staat de rode schakelaar voor de dood
en de zwarte voor de dood en de hoofdschakelaar
is zwart en rood, dus als VS, China en Israël rakettentaal
spreken, spreek ik de schakelaar die ik Melchizedek noem.
Ik bouw een kast voor de watervallen. Een voor de rivieren.
En ook een voor zeeën. De volgende voor geheimen. De djinn zegt bouw
een studio. Ik bouw hem zonder goferhout. En bezie
het bijennest in de schedel van Gong, bezie
het wespennest in het hart van Bush Doctor,
bezie het sprinkhanennest in de buik van Black Heart Man,
ik stop ze erin en de anderen die pulseren op het Paasfeest als de
wiet wordt doorgegeven boven gegrilde vis en maïsbrood. Ik Upsetter,
ik Django op de zwarte was, de Super Ape, E.T., ik maakte de golf vrij.
Opnieuw, bezie het brandende bos in de oren van Kalonji
en het brandende zwaard in de mond van de Fireman en de brandende pilaar in de ogen
van Gargamel, ik stop ze erin, om de aarde te overleven, navigerend op een
van de Saturnusringen, ik wijd massieve schaduw tot bisschop, ontsteek de sneeuw in mijn  ark.
Ik dank niet de djinn maar de koraalsteen: ik mens ben steen.
Ik ben volmaakt. Ikzelf:  een verdwijnende trompetschelp die om 
een discotheek in de ambassade van engelen zoeft, geraamtes rammelen om
mijn scheppingsdub te inspecteren en seks is dub, naakt tot op het bot, en dub is het hart
dat de romp breekt voor de explosie, met olijfbek, om te worden opgeslokt door zonlicht.

THE ARK BY “SCRATCH”

The genie says build a studio. I build
a studio from ash. I make it out of peril and slum
things. I alone when blood and bullet and all
Christ-fucking-’Merican-dollar politicians talk
the pressure down to nothing, when the equator’s
confused and coke bubbles on tinfoil to cemented wreath.
I build it, a Congo drum, so hollowed through the future
pyramids up long before CDs spin away roots-men knocking down by the seaside,
like captives wheeling by the Kebar River. The genie says build
a studio, but don’t take any fowl in it, just electric.
So I make it, my echo chamber with shock rooms of rainbow
King Arthur’s sword keep in, and one for the Maccabees
alone, for covenant is bond between man and worm.
Next room is Stone Age, after that, Iron, and one I
named Freeze, for too much ice downtown in the brains
of all them crossing Duke Street, holy like parsons.
And in the circuit breaker, the red switch is for death
and the black switch is for death, and the master switch
is black and red, so if US, Russia, China, Israel
talk missiles talk, I talk that switch I call Melchizedek.
I build a closet for the waterfalls. One for the rivers.
Another for oceans. Next for secrets. The genie says build
a studio. I build it without gopher wood. Now, consider
the nest of bees in the cranium of the Gong, consider
the nest of wasps in the heart of the Bush Doctor,
consider the nest of locusts in the gut of the Black Heart Man,
I put them there, and the others that vibrate at the Feast of the Passover when the collie weed
is passed over the roast fish and cornbread. I Upsetter, I Django
on the black wax, the Super Ape, E.T., I cleared the wave.
Again, consider the burning bush in the ears of Kalonji
and the burning sword in the mouth of the Fireman and the burning pillar in the eyes
of the Gargamel, I put them there, to outlast earth as I navigate on one
of Saturn’s rings, I mitre solid shadow, setting fire to snow in my ark.
I credit not the genie but the coral rock: I man am stone.
I am perfect. Myself is a vanishing conch shell speeding round
a discothèque at the embassy of angels, skeletons ramble to check out
my creation dub and sex is dub, stripped to the bone, and dub is the heart
breaking the torso to spring, olive beaked, to be eaten up by sunlight.
Close

DE ARK VAN ‘SCRATCH’

De djinn zegt bouw een studio. Ik bouw
een studio van as. Ik trek hem op uit dingen van gevaar
en sloppenwijken. Ik alleen, als bloed en kogel en alle
godgloeiende- ‘Merikaanse dollarpolitici zeggen dat
de druk niets voorstelt, als de evenaar van slag
is en coke op folie opborrelt tot cementen krans.
Ik bouw hem, een Congo-trommel, uitgehold door de latere
piramiden, lang voor cd’s rastafari’s wegtollen die neergaan aan zee,
als gevangenen in hun karretjes bij de Kebar. De djinn zegt bouw
een studio, maar neem geen pluimvee, enkel elektriciteit.
Dus ik bouw hem, mijn echoruimte met regenbogen traumakamers,
hou het zwaard van Koning Arthur binnen, en een voor de Maccabeeën
alleen, want een verbond is een band tussen mens en worm.
De volgende kamer is de Steentijd, dan de IJzertijd en een tijd die ik
Vriestijd noem, omdat er in het centrum te veel ijs zit in de breinen
van hen die Duke Street oversteken, heilig als predikanten.
En op de afsluiter staat de rode schakelaar voor de dood
en de zwarte voor de dood en de hoofdschakelaar
is zwart en rood, dus als VS, China en Israël rakettentaal
spreken, spreek ik de schakelaar die ik Melchizedek noem.
Ik bouw een kast voor de watervallen. Een voor de rivieren.
En ook een voor zeeën. De volgende voor geheimen. De djinn zegt bouw
een studio. Ik bouw hem zonder goferhout. En bezie
het bijennest in de schedel van Gong, bezie
het wespennest in het hart van Bush Doctor,
bezie het sprinkhanennest in de buik van Black Heart Man,
ik stop ze erin en de anderen die pulseren op het Paasfeest als de
wiet wordt doorgegeven boven gegrilde vis en maïsbrood. Ik Upsetter,
ik Django op de zwarte was, de Super Ape, E.T., ik maakte de golf vrij.
Opnieuw, bezie het brandende bos in de oren van Kalonji
en het brandende zwaard in de mond van de Fireman en de brandende pilaar in de ogen
van Gargamel, ik stop ze erin, om de aarde te overleven, navigerend op een
van de Saturnusringen, ik wijd massieve schaduw tot bisschop, ontsteek de sneeuw in mijn  ark.
Ik dank niet de djinn maar de koraalsteen: ik mens ben steen.
Ik ben volmaakt. Ikzelf:  een verdwijnende trompetschelp die om 
een discotheek in de ambassade van engelen zoeft, geraamtes rammelen om
mijn scheppingsdub te inspecteren en seks is dub, naakt tot op het bot, en dub is het hart
dat de romp breekt voor de explosie, met olijfbek, om te worden opgeslokt door zonlicht.

THE ARK BY “SCRATCH”

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère