Poetry International Poetry International
Gedicht

Knut Ødegård

AT HOME

Lisbeth in her apartment block, with its panoramic view.
It’s as if she was in a wide-screen TV so high up there on the hillside
and her face turned towards the mountain on the other side across the fjord, the blue eyes
are lit up by a starry sky that ascends out of December’s clouds.
 
Lisbeth alone now, her daughter in her own world. There is a father
who came, she seldom thinks of Jens the salesman
who came into watchmaker’s shop with samples from Zeiss and left after he had fucked her pregnant in the hotel room, baby Mette
she thinks.
 
When she sits down with her photo album, she feels a swaying
as if her apartment block was a ship on the high seas: there is the picture
Mette sent from Iceland where she was an au pair in a small town
there on the island in its mighty sea: Hveragerði and Þingvellir, she reads from the back
of the picture and tries to say aloud by herself
the þ sound which Mette said should be pronounced like the English th. Thing,
her red painted lips say: thing, a thing.
 
Oh no, she dreamt it all, all that about the job
in the watchmaker’s shop and the other women who served
in the shop, for this is the only place she is, with her pills and
the slow movements in her heavy body.
That was another Lisbeth, a body that was a girl
in the watchmaker’s shop long ago.
 
And the daughter is schizophrenic too, in her sheltered accommodation,
an apartment somewhere else. In the isolation ward, perhaps? She dreams a lot.
 
She looks at this picture, and feels once more the swaying in the apartment block,
this is what Mette wrote about the earthquake on Iceland, the year before she too
became sick.
 
It is as if I am standing with my left foot on one raft and
the right on another raft, and they are gliding apart on the sea, wrote Mette
in her beautiful handwriting there, on the back of the picture: But it is even worse, for Iceland has a deep rift down in the heart of the earth where there is a flowing river,
and the land glides apart to the east and to the west, and so new volcanic eruptions shoot up
and while this fissure widens, the earth shakes, there is an earthquake
6.7 on the Richter scale right now, writes Mette, and Lisbeth feels
once more how her apartment block sways while she reads
about cliff sides that hurtle down and houses that collapse like
houses of cards on Iceland, and the cows that stand and moo to the sky
out in the fields that tremble under their feet,
near Hveragerði.
 
Oh no, that was long ago, all that was long ago, Lisbeth thinks.
She can’t face ringing Mette now. She takes an extra chlorpromazine as
the doctor told her to do when she was afraid, and rolls herself a cigarette.
Lisbeth so completely alone, she gazes out at the starry sky. Lisbeth
alone. It is her eyes, and a mouth
that screams silently among the stars, in this view from the window
here.

THUIS

Lisbet in haar flatgebouw, het uitzicht is er weids.
Alsof ze in een breedbeeld-tv zit, zo hoog op de berghelling met haar gezicht
naar de bergen aan de andere kant van de fjord gericht, haar blauwe ogen
verlicht door een sterrenhemel die opstijgt vanuit de decemberwolken.
 
Lisbet alleen nu, haar dochter in haar eigen wereld. Er kwam een vader
langs, ze denkt niet vaak aan verkoper Jens
die de horlogezaak binnenkwam met proefmonsters van Zeiss en vertrok nadat hij haar in het hotel zwanger geneukt had van Mette, baby Mette
denkt ze.
 
Als ze gaat zitten met haar fotoalbum, bemerkt ze een trilling
alsof haar flatgebouw een schip op een grote zee is: het zijn de foto’s
die Mette uit IJsland stuurde waar ze au pair was in een stadje daar op dat eiland
in zo’n machtige zee: Hveragerði en Þingvellir, leest ze op de achterkant
van de foto’s en probeert voor zichzelf hardop
de klank þ te zeggen die je volgens Mette moet uitspreken als de Engelse th. Thing, zeggen
de roodgeverfde lippen: thing, a thing.
 
O nee, ze heeft het vast allemaal maar gedroomd, over haar baan
in de horlogezaak en de andere vrouwen die in de winkel
werkten, ze is immers gewoon hier, met haar pillen en
de langzame bewegingen van haar zware lichaam.
Dat was een andere Lisbet, een lichaam dat eens een meisje
in een horlogezaak was.
 
En haar dochter óók schizofreen, in het bewaakte tehuis, een flatje
ergens anders. Op de gesloten afdeling nu, misschien? Ze droomt veel.
 
Ze kijkt naar deze foto en voelt het gebouw weer trillen, dit
schreef Mette over de aardbeving op IJsland, het jaar voordat ook zij
ziek werd.
 
Het is alsof ik met mijn linkervoet op één vlot sta en met de
rechter op een ander vlot, ze schuiven op zee uit elkaar, schrijft Mette
in haar mooie handschrift achterop de foto’s: maar het is nog erger, want IJsland heeft een diepe scheur in het binnenste van de aarde waar vuur stroomt, en het land glijdt
uiteen naar het oosten en westen, er breken vulkaanuitbarstingen uit
en terwijl deze breuk wijder wordt schudt de aarde, het is een aardbeving
van 6,7 op de schaal van Richter, schrijft Mette en Lisbet voelt
weer hoe haar flatgebouw trilt terwijl ze leest
over bergwanden die naar beneden razen en huizen die ineenstorten als
kaartenhuizen op IJsland, en de koeien die tegen de hemel staan te loeien
in de weilanden die beven onder hun poten,
daar bij Hveragerði.
 
O nee, dit is lang geleden, alles is lang geleden, denkt Lisbet.
Ze kan het niet aan om Mette nu te bellen. Neemt een extra chloorpromazine zoals
de dokter voorgeschreven had wanneer ze bang was, en rolt een sigaret.
Lisbet zo helemaal alleen, ze staart naar de sterrenhemel. Lisbet
alleen. Het zijn haar ogen, en een mond
die geluidloos schreeuwt tussen de sterren, in dit uitzicht vanuit het raam
hier.

HEIME

Lisbet i si blokk, det er eit stort utsyn.
Ho er som i ein wide-screen TV der så høgt oppe i lia og andletet hennar
rett mot fjella på andre sida, over fjorden, dei blåe augo
vert opplyste av ein stjernehimmel som no stig ut av desembers skyer.
 
Lisbet åleine no, dottera i si verd. Det er ein far
som kom, ho tenkjer ikkje ofte på seljaren Jens
som kom i urmakarbutikken med prøver frå Zeiss og fór etter at han pulte henne
gravid med Mette på hotellromet, baby Mette
tenkjer ho.
 
Då ho set seg med fotoalbumet sitt, kjenner ho ei svaiing
som om blokka hennar er eit skip i stor sjø: Det er bilete
Mette sende frå Island der ho var au-pair i en småby der på den øya
i så veldig eit hav: Hveragerði og Þingvellir, les ho frå baksida
av bileta og prøver seia høgt for seg sjølv
lyden þ som Mette sa skal uttalast som det engelske th. Thing, seier
dei raudmåla leppene hennar: thing, a thing.
 
Ånei, ho har nok drøymt det heile, dette med jobben
i urmakarbutikken og dei andre kvinnene som ekspd.
i butikk, ho er jo berre her ho, med pillene sine og
dei langsame rørslene i den tjukke kroppen sin.
Det var ei anna Lisbet det, ein kropp som var ei jente
i urmakarbutikken ein gong.
 
Og dottera så schizofren òg, i sitt verna hus, ei leilighet
ein annan stad. I isolat no, kanskje? Ho drøymer mykje.
 
Ho ser på dette biletet, og kjenner svaiinga att i blokka, det er dette
Mette skriv om jordskjelvet på Island, det året før ho òg
vart sjuk.
 
Det er som om eg står med venstre foten i ei flåte og
høgre i ei anna flåte, og dei glid frå kvarandre i sjøen, skriv Mette
med si vakre handskrift då, bakpå bileta: Men det er endå verre, for Island har ei djup
rivne ned i jordas indre der det er flytande eld, og landet glid
frå kvarandre mot aust og mot vest, og så skyt det fram vulkanutbrot
og medan denne sprekken utvidar seg ristar jorda, det er jordskjelv
på 6,7 grader Richter no, skriv Mette, og Lisbet kjenner
atter korleis blokka hennar svaiar medan ho les
om fjellsider som rasar ned og hus som bryt saman som var dei
korthus på Island, og kyrne som står og rautar mot himmelen
ute på markene som skjelv under føtene på dei,
der ved Hveragerði.
 
Ånei, dette er lenge sidan, alt er lenge sidan, tenkjer Lisbet.
Ho orkar ikkje ringja Mette no. Tek ein ekstra klorpromazin slik
legen har sagt når ho er redd, og rullar seg ein røyk.
Lisbet så heilt åleine, ho stirer ut mot stjernehimmelen. Lisbet
åleine. Det er augo hennar, og ein munn
som skrik lydlaust blant stjernene, i dette utsynet frå vindauga
her.
Close

THUIS

Lisbet in haar flatgebouw, het uitzicht is er weids.
Alsof ze in een breedbeeld-tv zit, zo hoog op de berghelling met haar gezicht
naar de bergen aan de andere kant van de fjord gericht, haar blauwe ogen
verlicht door een sterrenhemel die opstijgt vanuit de decemberwolken.
 
Lisbet alleen nu, haar dochter in haar eigen wereld. Er kwam een vader
langs, ze denkt niet vaak aan verkoper Jens
die de horlogezaak binnenkwam met proefmonsters van Zeiss en vertrok nadat hij haar in het hotel zwanger geneukt had van Mette, baby Mette
denkt ze.
 
Als ze gaat zitten met haar fotoalbum, bemerkt ze een trilling
alsof haar flatgebouw een schip op een grote zee is: het zijn de foto’s
die Mette uit IJsland stuurde waar ze au pair was in een stadje daar op dat eiland
in zo’n machtige zee: Hveragerði en Þingvellir, leest ze op de achterkant
van de foto’s en probeert voor zichzelf hardop
de klank þ te zeggen die je volgens Mette moet uitspreken als de Engelse th. Thing, zeggen
de roodgeverfde lippen: thing, a thing.
 
O nee, ze heeft het vast allemaal maar gedroomd, over haar baan
in de horlogezaak en de andere vrouwen die in de winkel
werkten, ze is immers gewoon hier, met haar pillen en
de langzame bewegingen van haar zware lichaam.
Dat was een andere Lisbet, een lichaam dat eens een meisje
in een horlogezaak was.
 
En haar dochter óók schizofreen, in het bewaakte tehuis, een flatje
ergens anders. Op de gesloten afdeling nu, misschien? Ze droomt veel.
 
Ze kijkt naar deze foto en voelt het gebouw weer trillen, dit
schreef Mette over de aardbeving op IJsland, het jaar voordat ook zij
ziek werd.
 
Het is alsof ik met mijn linkervoet op één vlot sta en met de
rechter op een ander vlot, ze schuiven op zee uit elkaar, schrijft Mette
in haar mooie handschrift achterop de foto’s: maar het is nog erger, want IJsland heeft een diepe scheur in het binnenste van de aarde waar vuur stroomt, en het land glijdt
uiteen naar het oosten en westen, er breken vulkaanuitbarstingen uit
en terwijl deze breuk wijder wordt schudt de aarde, het is een aardbeving
van 6,7 op de schaal van Richter, schrijft Mette en Lisbet voelt
weer hoe haar flatgebouw trilt terwijl ze leest
over bergwanden die naar beneden razen en huizen die ineenstorten als
kaartenhuizen op IJsland, en de koeien die tegen de hemel staan te loeien
in de weilanden die beven onder hun poten,
daar bij Hveragerði.
 
O nee, dit is lang geleden, alles is lang geleden, denkt Lisbet.
Ze kan het niet aan om Mette nu te bellen. Neemt een extra chloorpromazine zoals
de dokter voorgeschreven had wanneer ze bang was, en rolt een sigaret.
Lisbet zo helemaal alleen, ze staart naar de sterrenhemel. Lisbet
alleen. Het zijn haar ogen, en een mond
die geluidloos schreeuwt tussen de sterren, in dit uitzicht vanuit het raam
hier.

AT HOME

Lisbeth in her apartment block, with its panoramic view.
It’s as if she was in a wide-screen TV so high up there on the hillside
and her face turned towards the mountain on the other side across the fjord, the blue eyes
are lit up by a starry sky that ascends out of December’s clouds.
 
Lisbeth alone now, her daughter in her own world. There is a father
who came, she seldom thinks of Jens the salesman
who came into watchmaker’s shop with samples from Zeiss and left after he had fucked her pregnant in the hotel room, baby Mette
she thinks.
 
When she sits down with her photo album, she feels a swaying
as if her apartment block was a ship on the high seas: there is the picture
Mette sent from Iceland where she was an au pair in a small town
there on the island in its mighty sea: Hveragerði and Þingvellir, she reads from the back
of the picture and tries to say aloud by herself
the þ sound which Mette said should be pronounced like the English th. Thing,
her red painted lips say: thing, a thing.
 
Oh no, she dreamt it all, all that about the job
in the watchmaker’s shop and the other women who served
in the shop, for this is the only place she is, with her pills and
the slow movements in her heavy body.
That was another Lisbeth, a body that was a girl
in the watchmaker’s shop long ago.
 
And the daughter is schizophrenic too, in her sheltered accommodation,
an apartment somewhere else. In the isolation ward, perhaps? She dreams a lot.
 
She looks at this picture, and feels once more the swaying in the apartment block,
this is what Mette wrote about the earthquake on Iceland, the year before she too
became sick.
 
It is as if I am standing with my left foot on one raft and
the right on another raft, and they are gliding apart on the sea, wrote Mette
in her beautiful handwriting there, on the back of the picture: But it is even worse, for Iceland has a deep rift down in the heart of the earth where there is a flowing river,
and the land glides apart to the east and to the west, and so new volcanic eruptions shoot up
and while this fissure widens, the earth shakes, there is an earthquake
6.7 on the Richter scale right now, writes Mette, and Lisbeth feels
once more how her apartment block sways while she reads
about cliff sides that hurtle down and houses that collapse like
houses of cards on Iceland, and the cows that stand and moo to the sky
out in the fields that tremble under their feet,
near Hveragerði.
 
Oh no, that was long ago, all that was long ago, Lisbeth thinks.
She can’t face ringing Mette now. She takes an extra chlorpromazine as
the doctor told her to do when she was afraid, and rolls herself a cigarette.
Lisbeth so completely alone, she gazes out at the starry sky. Lisbeth
alone. It is her eyes, and a mouth
that screams silently among the stars, in this view from the window
here.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère