Poetry International Poetry International
Gedicht

Jan Glas

‘I’m afraid he’s resting at the moment’

‘I’m afraid he’s resting at the moment,’
a woman on the telephone.
 
Gentle murmuring on the line of a straight sea.
‘Can I get him to call you back presently?’
 
The voice at the other end
from the space where a man has somewhere lain down.
‘Who can I say phoned?’
 
I want to ask her where he is lying.
On a bed?
If he’s lying on his side.
Or on his back.
On the couch.
How he’s holding his arms.
 
The shoes, placed next to each other, are waiting.
His glasses on the small table, are waiting.
The room, bolt upright. Waiting.
The light even.
The day, the words
everything’s waiting for the man
who has just lain down.
I say my name.
 
The woman’s waiting.
The sea’s waiting.

‘Meneer ligt op dit moment even te rusten’

‘Meneer ligt op dit moment even te rusten,’
een vrouw aan de telefoon.

Zacht geruis op de lijn van een rechte zee.
‘Kan hij u straks even terugbellen?’

De stem aan de andere kant
uit de ruimte waarin een man ergens is gaan liggen.
‘Wie kan ik zeggen dat er gebeld heeft?’

Ik wil haar vragen waar hij ligt.
Op bed?
Of hij op z’n zij ligt.
Of op z’n rug.
Op de bank.
Hoe hij z’n armen houdt.

De schoenen, naast elkaar gezet, wachten.
De bril op het tafeltje wacht.
De kamer, recht overeind. Wacht.
Gelijkmatig het licht,
de dag, de woorden
alles wacht op de man
die even is gaan liggen.
Ik zeg mijn naam.

De vrouw wacht.
De zee wacht. 

‘Meneer ligt op dit moment even te rusten,’
n vraauw aan tillefoon.
 
Zaacht geroes op lien van n rechte zee.
‘Zel e joe straks even terugbellen?’
 
De stem aan ander kaant oet n roemte
woarien n man aargens liggen goan is.
‘Wel kin ik zeggen dat der beld het?’
 
Ik wil heur vroagen woar e ligt.
Op ber?
Of e op zien zied ligt.
Of op rug.
Op baank.
Hou e zien aarms het.
 
De schounen, noast nkander zet, wachten.
De bril op t toaveltje wacht.
De koamer, recht ien t ìnd. Wacht.
Aingoal t licht,
de dag, de woorden
alles wacht op de man
dij even liggen goan is.
Ik zeg mien noam.
 
De vraauw wacht.
De zee wacht. 
Close

‘Meneer ligt op dit moment even te rusten’

‘Meneer ligt op dit moment even te rusten,’
n vraauw aan tillefoon.
 
Zaacht geroes op lien van n rechte zee.
‘Zel e joe straks even terugbellen?’
 
De stem aan ander kaant oet n roemte
woarien n man aargens liggen goan is.
‘Wel kin ik zeggen dat der beld het?’
 
Ik wil heur vroagen woar e ligt.
Op ber?
Of e op zien zied ligt.
Of op rug.
Op baank.
Hou e zien aarms het.
 
De schounen, noast nkander zet, wachten.
De bril op t toaveltje wacht.
De koamer, recht ien t ìnd. Wacht.
Aingoal t licht,
de dag, de woorden
alles wacht op de man
dij even liggen goan is.
Ik zeg mien noam.
 
De vraauw wacht.
De zee wacht. 

‘I’m afraid he’s resting at the moment’

‘I’m afraid he’s resting at the moment,’
a woman on the telephone.
 
Gentle murmuring on the line of a straight sea.
‘Can I get him to call you back presently?’
 
The voice at the other end
from the space where a man has somewhere lain down.
‘Who can I say phoned?’
 
I want to ask her where he is lying.
On a bed?
If he’s lying on his side.
Or on his back.
On the couch.
How he’s holding his arms.
 
The shoes, placed next to each other, are waiting.
His glasses on the small table, are waiting.
The room, bolt upright. Waiting.
The light even.
The day, the words
everything’s waiting for the man
who has just lain down.
I say my name.
 
The woman’s waiting.
The sea’s waiting.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère