Gedicht
B. Zwaal
I was the linden well-disposed but honoured too the beech
I was the linden well-disposed but honoured too the beechand I adored the oak and this adultery
led me to the pollard willows where I cut myself short
when they struck their crowns
but in me took
the landlord’s wife
who drove drink behind the ferry’s jetty
bountiful of draught she was and in her pouring sounded
unrestrained like the lapping of a quarrelsome river
and it beat the cleaving from the trees.
© Translation: 2012, Astrid Alben
ik was de linde toegedaan maar eerde ook de beuk
ik was de linde toegedaan maar eerde ook de beuk
en in min was ik met de eiken en ’t overspel
bracht mij naar de wilgen waar ik mij beknotte
toen zij hun kronen streken
maar in nam mij
de waardin
die achter ’t knotveer dranken dreef
zo gul van slok en in haar schenken onbedaarlijk
klonk zij als golfslag van een kribbende rivier
en ’t sloeg het bijlen van de bomen
en in min was ik met de eiken en ’t overspel
bracht mij naar de wilgen waar ik mij beknotte
toen zij hun kronen streken
maar in nam mij
de waardin
die achter ’t knotveer dranken dreef
zo gul van slok en in haar schenken onbedaarlijk
klonk zij als golfslag van een kribbende rivier
en ’t sloeg het bijlen van de bomen
© 2004, B. Zwaal
From: een drifter
Publisher: Querido, Amsterdam
From: een drifter
Publisher: Querido, Amsterdam
Gedichten
Gedichten van B. Zwaal
Close
ik was de linde toegedaan maar eerde ook de beuk
ik was de linde toegedaan maar eerde ook de beuken in min was ik met de eiken en ’t overspel
bracht mij naar de wilgen waar ik mij beknotte
toen zij hun kronen streken
maar in nam mij
de waardin
die achter ’t knotveer dranken dreef
zo gul van slok en in haar schenken onbedaarlijk
klonk zij als golfslag van een kribbende rivier
en ’t sloeg het bijlen van de bomen
© 2004, B. Zwaal
From: een drifter
Publisher: 2004, Querido, Amsterdam
From: een drifter
Publisher: 2004, Querido, Amsterdam
I was the linden well-disposed but honoured too the beech
I was the linden well-disposed but honoured too the beechand I adored the oak and this adultery
led me to the pollard willows where I cut myself short
when they struck their crowns
but in me took
the landlord’s wife
who drove drink behind the ferry’s jetty
bountiful of draught she was and in her pouring sounded
unrestrained like the lapping of a quarrelsome river
and it beat the cleaving from the trees.
© 2012, Astrid Alben
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère