Gedicht
Carlos López Degregori
IN GREAT GOLD LETTERS
You, since you still have blood and speech, tell me the story I deserve. Write it for me in great gold letters. I came back late that night and in the empty street, barely lit by the lamps’ pink light and their reflections in the puddles, there was a woman. I’ve always been unable to remember her precisely. She changes faces in my memory, and dresses; only her icy neck remains. I don’t know why I did it, either. I suppose we all live by trailing some kind of brilliance, and when at last we trip across it, we simply go insane. It must have been that way for me. I woke the next morning with my face covered in scratches and a gold chain clinging to my hands as if it had been sewn there.I don’t consider myself a common thief. I am a gold-seeker. A miner who no longer parts the flesh of earth, who’d rather dig his tunnels in the solitude of streets. It isn’t easy. Obtaining gold, I realize, means producing pain. I’ve slashed ears, hacked fingers so I could claim some strange ring, I’ve broken necks, uprooted lustrous teeth. Forgive me, my dear victims, and console yourselves if it does any good, because in all this time I’m still unhardened.
I’ve never sold the gold I gather. I have hundreds of rings, necklaces, bracelets, lockets, scapulars; charms that are flowers, volutes, lips, eyes, insects. Gold is my pain on the side I can only satisfy when I behold it. Gold is my air, my solitary dance, the golden age that I regain each night.
Sometimes I think about my treasure’s fate. At the end, when I’ve amassed enough, I think I’ll make a statue of myself from pure, resplendent gold, and I’ll set off by boat to throw it in the sea.
It doesn’t bother me that nobody will see it.
It is enough to know that there, deep down, beloved by the waters, it will last forever.
© Translation: 2010, Robin Myers
Publisher: First published on PIW, , 2010
Publisher: First published on PIW, , 2010
IN GROTE GOUDEN LETTERS
Jij die nog bloed hebt en een stem, jij moet me de geschiedenis vertellen die ik verdien. Schrijf haar voor me op in grote gouden letters. Die avond keerde ik laat terug, en in de verlaten straat, amper verlicht door roze lampen en hun weerkaatsing in de plassen, stond een vrouw. Hoe ze precies was, heb ik me nooit meer kunnen herinneren. In mijn geheugen wisselt ze steeds van gezicht en van jurk en alleen haar ijzige hals blijft. Ik weet ook niet waarom ik het heb gedaan. Ik denk dat we allemaal een schitterlicht volgen in het leven, maar als we er eindelijk op stoten, verliezen we eenvoudigweg ons verstand. Zo moet het mij ook zijn vergaan. De volgende ochtend werd ik wakker, mijn gezicht zat onder de krassen en ik klemde een gouden ketting in mijn hand alsof die eraan vastgenaaid zat.Ik vind mezelf geen gewone dief. Ik ben een goudzoeker. Een mijnwerker die weigert het vlees van de aarde open te snijden en liever hier in de eenzaamheid van de straten zijn gangen graaft. Geen eenvoudige taak. Toegegeven, om mijn goud te pakken te krijgen moet ik pijn doen. Ik heb oren afgescheurd, ik heb vingers afgesneden om een zeldzame ring te veroveren, ik heb nekken gebroken, ik heb stralende tanden uitgerukt. Vergeef mij, lieve dames, en als het helpt, troosten jullie je dan met de gedachte dat ik al die tijd geen stijve heb gehad.
Nooit heb ik het goud dat ik ophaal verkocht. Ik bezit honderden ringen, kettingen, scapulieren, armbanden en medaillons; juwelen in de vorm van bloemen, spiralen, lippen, ogen en insecten. Goud is mijn gevoelige plek, alleen door naar goud te kijken kan ik de pijn verlichten. Goud is mijn lucht en mijn eenzame dans en mijn gouden eeuw die ik elke avond opnieuw beleef.
Soms vraag ik me af waar ik met mijn schat naartoe moet. Ik denk dat ik op het laatst, als ik voldoende materiaal heb, mijn eigen schitterende puur gouden evenbeeld laat maken en dan in een boot zal wegvaren om het in zee te gooien.
Het kan me niet schelen dat niemand het ziet.
Voor mij is het genoeg te weten dat het daar op de bodem, bemind door de wateren, eeuwig en altijd zal blijven bestaan.
© Vertaling: 2010, Mariolein Sabarte Belacortu
EN GRANDES LETRAS DE ORO
Tú que aún tienes sangre y voz cuéntame la historia que merezco. Escríbemela en grandes letras de oro. Yo regresaba tarde esa noche y en la calle desierta, iluminada apenas por la luz rosada de las lámparas y los reflejos de los charcos, estaba una mujer. Nunca he podido recordarla con exactitud. En mi memoria suele cambiar de rostros y vestidos y sólo su cuello helado permanece. Tampoco sé por qué lo hice. Supongo que todos vivimos persiguiendo un fulgor y cuando al fin tropezamos con él sencillamente enloquecemos. Así debió pasar conmigo. Desperté al día siguiente con la cara cubierta de arañazos y una cadena de oro aferrada a mis manos como si estuviera cosida.No me considero un vulgar ladrón. Soy un buscador de oro. Un minero que ha renunciado a abrir la carne de la tierra y prefiere cavar sus túneles aquí en la soledad de las calles. Mi tarea no es fácil. Reconozco que para obtener mi oro produzco dolor. He rasgado orejas, he cercenado dedos para conseguir un extraño anillo, he quebrado cuellos, he arrancado dientes luminosos. Perdónenme, víctimas queridas, y consuélense si de algo les sirve porque en todo este tiempo no he podido endurecerme.
Jamás he vendido el oro que recojo. Guardo cientos de sortijas, collares, escapularios, pulseras, guardapelos; dijes que son flores, volutas, labios, ojos, insectos. El oro es mi dolor en el costado que sólo puedo aplacar cuando lo contemplo. El oro es mi aire y mi danza solitaria y mi áurea edad que cada noche recupero.
A veces pienso en el destino de mi tesoro. Creo que al final, cuando tenga el material suficiente, haré una estatua idéntica a mí toda fulgurante de oro puro y en una barca me alejaré para arrojarla al mar.
No me importa que nadie pueda verla.
Me basta saber que allí en el fondo, amada por las aguas, durará para siempre.
© 1988, Carlos López Degregori
From: Aquí descansa nadie
Publisher: Editorial Colmillo Blanco, Lima
From: Aquí descansa nadie
Publisher: Editorial Colmillo Blanco, Lima
Gedichten
Gedichten van Carlos López Degregori
Close
IN GROTE GOUDEN LETTERS
Jij die nog bloed hebt en een stem, jij moet me de geschiedenis vertellen die ik verdien. Schrijf haar voor me op in grote gouden letters. Die avond keerde ik laat terug, en in de verlaten straat, amper verlicht door roze lampen en hun weerkaatsing in de plassen, stond een vrouw. Hoe ze precies was, heb ik me nooit meer kunnen herinneren. In mijn geheugen wisselt ze steeds van gezicht en van jurk en alleen haar ijzige hals blijft. Ik weet ook niet waarom ik het heb gedaan. Ik denk dat we allemaal een schitterlicht volgen in het leven, maar als we er eindelijk op stoten, verliezen we eenvoudigweg ons verstand. Zo moet het mij ook zijn vergaan. De volgende ochtend werd ik wakker, mijn gezicht zat onder de krassen en ik klemde een gouden ketting in mijn hand alsof die eraan vastgenaaid zat.Ik vind mezelf geen gewone dief. Ik ben een goudzoeker. Een mijnwerker die weigert het vlees van de aarde open te snijden en liever hier in de eenzaamheid van de straten zijn gangen graaft. Geen eenvoudige taak. Toegegeven, om mijn goud te pakken te krijgen moet ik pijn doen. Ik heb oren afgescheurd, ik heb vingers afgesneden om een zeldzame ring te veroveren, ik heb nekken gebroken, ik heb stralende tanden uitgerukt. Vergeef mij, lieve dames, en als het helpt, troosten jullie je dan met de gedachte dat ik al die tijd geen stijve heb gehad.
Nooit heb ik het goud dat ik ophaal verkocht. Ik bezit honderden ringen, kettingen, scapulieren, armbanden en medaillons; juwelen in de vorm van bloemen, spiralen, lippen, ogen en insecten. Goud is mijn gevoelige plek, alleen door naar goud te kijken kan ik de pijn verlichten. Goud is mijn lucht en mijn eenzame dans en mijn gouden eeuw die ik elke avond opnieuw beleef.
Soms vraag ik me af waar ik met mijn schat naartoe moet. Ik denk dat ik op het laatst, als ik voldoende materiaal heb, mijn eigen schitterende puur gouden evenbeeld laat maken en dan in een boot zal wegvaren om het in zee te gooien.
Het kan me niet schelen dat niemand het ziet.
Voor mij is het genoeg te weten dat het daar op de bodem, bemind door de wateren, eeuwig en altijd zal blijven bestaan.
© 2010, Mariolein Sabarte Belacortu
From: Aquí descansa nadie
From: Aquí descansa nadie
IN GREAT GOLD LETTERS
You, since you still have blood and speech, tell me the story I deserve. Write it for me in great gold letters. I came back late that night and in the empty street, barely lit by the lamps’ pink light and their reflections in the puddles, there was a woman. I’ve always been unable to remember her precisely. She changes faces in my memory, and dresses; only her icy neck remains. I don’t know why I did it, either. I suppose we all live by trailing some kind of brilliance, and when at last we trip across it, we simply go insane. It must have been that way for me. I woke the next morning with my face covered in scratches and a gold chain clinging to my hands as if it had been sewn there.I don’t consider myself a common thief. I am a gold-seeker. A miner who no longer parts the flesh of earth, who’d rather dig his tunnels in the solitude of streets. It isn’t easy. Obtaining gold, I realize, means producing pain. I’ve slashed ears, hacked fingers so I could claim some strange ring, I’ve broken necks, uprooted lustrous teeth. Forgive me, my dear victims, and console yourselves if it does any good, because in all this time I’m still unhardened.
I’ve never sold the gold I gather. I have hundreds of rings, necklaces, bracelets, lockets, scapulars; charms that are flowers, volutes, lips, eyes, insects. Gold is my pain on the side I can only satisfy when I behold it. Gold is my air, my solitary dance, the golden age that I regain each night.
Sometimes I think about my treasure’s fate. At the end, when I’ve amassed enough, I think I’ll make a statue of myself from pure, resplendent gold, and I’ll set off by boat to throw it in the sea.
It doesn’t bother me that nobody will see it.
It is enough to know that there, deep down, beloved by the waters, it will last forever.
© 2010, Robin Myers
Publisher: 2010, First published on PIW,
Publisher: 2010, First published on PIW,
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère