Gedicht
William Cliff
THE HUMAN SPECIES
human beings are mammals (for that’s the waythey style themselves among the taxonomic classes)
who on the surface of the earth today
form astonishing masses
with their hind paws at one end
they look bizarre when they stand erect
and that makes their backbones bend
and gives their posture a stooped effect
the women have only two breasts side by side
that they give their young to feed from
to nourish them and that they don’t hide
but like to display on their chest prom-
inently and as for the male he is very proud
of his virile member and his testicles
with which he is endowed
and wants admiration for his genitals
the body of man is without a covering of fur
and that causes him to get dressed
to avoid the cold weather
making him sorry he’s not as hairy as the rest
and even in hot regions
man covers his private parts
because if he showed them to others
it might make them dry up.
if I began to write
this poem in stanzas with a classic look
it’s because of a photograph
that I saw once in a reference book
in which you see a man
wearing a simple loin-cloth
lowering the inflammation and ulceration
of his brown skin into the filthy froth
of murky water at Bhubaneswar
a city of the Asian east
where the sight of that human avatar
was for me shocking to say the least
this animal that goes down sadly
into this water troubles me
because it shows that it is weary
of what makes its head so heavy
and that he hoped to alleviate the effect
by plunging it in that water where
the nearby temples all reflect
their black and red grooves
then I had a dream about our kind
and the strangeness that we encapsulate
so that I had to write some lines
with all these words that resonate
with their syllables in thus putting a name
to the thing that hits me in the face
considering that I myself am in this frame
I am a member of this race
that has a highly developed head
that’s heavy to carry on certain days
and that we always have to swell
in spite of the fact that it never pays
in our thinking about our kind
we ought to learn to be grateful for
this brain that leads us with our mind
toward the desires of the future
© Translation: 2008, Sarah Lawson
DE MENSELIJKE SOORT
de mens behoort tot die zoogdieren(dat blijkt als je hem observeert)
die op de korst van deze aarde
het liefst in groepen opereren
hij staat meest op zijn achterpoten
verbazingwekkend overeind
waardoor alleen zijn ruggegraat een
eigenaardige kromming krijgt
het wijfje heeft slechts één paar borsten
om haar kroost mee groot te brengen
die ze aan de voorkant van haar torso
als sieraad links en rechts heeft hangen
het mannetje is apetrots
op zijn twee ballen en zijn lid
hoewel het graag verleidt en pronkt
met dat wat tussen zijn benen zit
ontbeert het menslijk lijf een vacht
hetgeen hem dwingt tot klederdracht
om te verhinderen dat de kou
hem nog tot wroeging dwingen zou
en zelfs in warmere regionen
bedekt de mens zijn edele delen
hij zou zijn vruchtbaarheid verspelen
door ze al te openlijk te tonen
als ik de verzen van dit octo-
syllabische gedicht hier neerpen
is dat omdat ik door een foto
in ’t woordenboek erg gefrappeerd ben
je ziet een man slechts uitgedost
in een eenvoudige cache-sexe
die juist zijn glanzend bruine bast
wil onderdompelen in een Styx-
achtige poel in Bhubaneshwar
een stad in oostelijk India
en die menselijke avatar
liet bij mij een wrang gevoel na
de arme drommel die zo droevig
daar in dat troebele water afdaalt
onthutst me omdat je ziet hoe moe hij
van datgene is wat zijn hoofd zwaar maakt
iets wat hij zou willen verlichten
door onderdompeling in dat water
waar tempels spiegelend weerkaatsen
in rode en zwarte rimpelingen
toen heb ik zo lang over ’t raadsel
dat wijzelf zijn zitten dromen
dat ik wel een gedicht moest maken
met alle woorden die weergalmen
met hun syllaben als ik uitspreek
wat mijn gedachten in beslag nam
omdat ook ik op ’t ogenblik
een specimen van dat vreemd ras ben
waarvan de barstensvolle schedel
voor ons vaak nauwelijks te tillen
zich toch steeds hoger dient te welven
al zal het denken ons steeds kwellen
met een zelfverterend branden
moeten we blij zijn dat in ’t broeien
van die loodzware hersenpan de
verlangens van de toekomst groeien
© Vertaling: 2008, Maarten Elzinga
L’ESPÈCE HUMAINE
les hommes sont des mammifères(car c’est ainsi qu’ils se présentent)
qui sur l’écorce de la terre
forment des bandes étonnantes
avec leurs pattes de derrière
ils se dressent bizarrement
ce qui fait courber leurs vertèbres
et leur donne du voûtement
les femmes n’ont que deux mamelles
qu’elles font sucer aux enfants
pour les nourrir et qu’elles belles
aiment montrer sur leur devant
et quant au mâle il est très fier
de ses glandes et de son membre
qu’il met en valeur pour se faire
admirer vers son entrejambe
le corps de l’homme est sans fourrure
ce qui l’oblige à se vêtir
pour éviter que la froidure
ne l’oblige à s’en repentir
et même dans les régions chaudes
l’homme recouvre ses parties
parce qu’en les montrant aux autres
il pourrait les faire tarir
si je me suis mis à écrire
ce poème en vers quaternaires
c’est pour une photographie
que j’ai vue dans le dictionnaire
et sur laquelle on voit un homme
vêtu d’un simple cache-sexe
en train de descendre la gomme
de sa peau brune dans la peste
d’une eau trouble à Bhubaneswar
ville de l’Inde orientale
où la vue de cet avatar
humain me fut à grand scandale
cet animal qui descend là
tristement dans cette eau me trouble
parce qu’il montre qu’il est las
de ce qui rend sa tête lourde
et qu’il voudrait comme alléger
en la plongeant dans cette eau où
on voit les temples refléter
leurs rainures noires et rouges
alors j’ai rêvé sur nous-mêmes
et l’étrangeté que nous sommes
tant que j’ai dû faire un poème
avec tous ces mots qui résonnent
de leurs syllabes en nommant
la chose ainsi qui me tracasse
puisque moi-même en ce moment
je fais partie de cette race
dont la tête développée
est lourde à porter certains jours
et qu’il nous faut toujours bomber
malgré toujours les durs retours
de notre pensée en nous-mêmes
nous devons apprendre à bénir
cette cervelle qui nous mène
vers les désirs de l’avenir
© 2007, Wiliiam Cliff
From: Immense existence
Publisher: Editions Gallimard, Paris
From: Immense existence
Publisher: Editions Gallimard, Paris
Gedichten
Gedichten van William Cliff
Close
DE MENSELIJKE SOORT
de mens behoort tot die zoogdieren(dat blijkt als je hem observeert)
die op de korst van deze aarde
het liefst in groepen opereren
hij staat meest op zijn achterpoten
verbazingwekkend overeind
waardoor alleen zijn ruggegraat een
eigenaardige kromming krijgt
het wijfje heeft slechts één paar borsten
om haar kroost mee groot te brengen
die ze aan de voorkant van haar torso
als sieraad links en rechts heeft hangen
het mannetje is apetrots
op zijn twee ballen en zijn lid
hoewel het graag verleidt en pronkt
met dat wat tussen zijn benen zit
ontbeert het menslijk lijf een vacht
hetgeen hem dwingt tot klederdracht
om te verhinderen dat de kou
hem nog tot wroeging dwingen zou
en zelfs in warmere regionen
bedekt de mens zijn edele delen
hij zou zijn vruchtbaarheid verspelen
door ze al te openlijk te tonen
als ik de verzen van dit octo-
syllabische gedicht hier neerpen
is dat omdat ik door een foto
in ’t woordenboek erg gefrappeerd ben
je ziet een man slechts uitgedost
in een eenvoudige cache-sexe
die juist zijn glanzend bruine bast
wil onderdompelen in een Styx-
achtige poel in Bhubaneshwar
een stad in oostelijk India
en die menselijke avatar
liet bij mij een wrang gevoel na
de arme drommel die zo droevig
daar in dat troebele water afdaalt
onthutst me omdat je ziet hoe moe hij
van datgene is wat zijn hoofd zwaar maakt
iets wat hij zou willen verlichten
door onderdompeling in dat water
waar tempels spiegelend weerkaatsen
in rode en zwarte rimpelingen
toen heb ik zo lang over ’t raadsel
dat wijzelf zijn zitten dromen
dat ik wel een gedicht moest maken
met alle woorden die weergalmen
met hun syllaben als ik uitspreek
wat mijn gedachten in beslag nam
omdat ook ik op ’t ogenblik
een specimen van dat vreemd ras ben
waarvan de barstensvolle schedel
voor ons vaak nauwelijks te tillen
zich toch steeds hoger dient te welven
al zal het denken ons steeds kwellen
met een zelfverterend branden
moeten we blij zijn dat in ’t broeien
van die loodzware hersenpan de
verlangens van de toekomst groeien
© 2008, Maarten Elzinga
From: Immense existence
From: Immense existence
THE HUMAN SPECIES
human beings are mammals (for that’s the waythey style themselves among the taxonomic classes)
who on the surface of the earth today
form astonishing masses
with their hind paws at one end
they look bizarre when they stand erect
and that makes their backbones bend
and gives their posture a stooped effect
the women have only two breasts side by side
that they give their young to feed from
to nourish them and that they don’t hide
but like to display on their chest prom-
inently and as for the male he is very proud
of his virile member and his testicles
with which he is endowed
and wants admiration for his genitals
the body of man is without a covering of fur
and that causes him to get dressed
to avoid the cold weather
making him sorry he’s not as hairy as the rest
and even in hot regions
man covers his private parts
because if he showed them to others
it might make them dry up.
if I began to write
this poem in stanzas with a classic look
it’s because of a photograph
that I saw once in a reference book
in which you see a man
wearing a simple loin-cloth
lowering the inflammation and ulceration
of his brown skin into the filthy froth
of murky water at Bhubaneswar
a city of the Asian east
where the sight of that human avatar
was for me shocking to say the least
this animal that goes down sadly
into this water troubles me
because it shows that it is weary
of what makes its head so heavy
and that he hoped to alleviate the effect
by plunging it in that water where
the nearby temples all reflect
their black and red grooves
then I had a dream about our kind
and the strangeness that we encapsulate
so that I had to write some lines
with all these words that resonate
with their syllables in thus putting a name
to the thing that hits me in the face
considering that I myself am in this frame
I am a member of this race
that has a highly developed head
that’s heavy to carry on certain days
and that we always have to swell
in spite of the fact that it never pays
in our thinking about our kind
we ought to learn to be grateful for
this brain that leads us with our mind
toward the desires of the future
© 2008, Sarah Lawson
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère