Threa Almontaser
MY FATHER FINDS HOME THROUGH THE BIRDS
MIJN VADER VINDT THUIS DOOR DE VOGELS
Duiven op Broadway volgen hem als gevleugelde bewakers. Hij onderhandelt
met een tuinvink om ons te pikken
als we vloeken. Iemands tortelduifjes zijn losgelaten
in de hood & mijn vader lokt ze
met een gefloten lied, het zachte kloppen
van zijn hart. Langs gebroken bladlicht verwondert hij zich over de eenzame vlucht van een havik
in de leegte, zijn gevederde borst
een qibla. Hij kan zijn voetafdrukken niet nasporen.
Hij wil nog steeds ergens thuishoren, zelfs na vertrek.
Hoe weet een Baba wanneer te blijven, & wanneer het nest te ontwarren?
Hij groeide op tussen de oude zaitoun
& kijk hoe ze hun olie
op zijn armen morsen
als een invasieve soort. Ik pik zoekend naar iets dochterlijks,
iets dat zijn tanden
niet zal breken, geen zaadjes achterlaat
in zijn schoenen. Ik verlang ernaar mijn vaderland op te hangen
aan de muur, het op te eten als een snavel die op schors hamert, de gewelddadige
honger. Dat iemand mij aanwijst op een kaart, diens vinger gebruikt
& zegt, Hier is ze. Darwish schreef, Woorden zijn een thuisland. Dus ik spoor mijn vader aan
te luisteren naar de woorden van een witte professor
over het dorp waar hij vandaan komt,
zodat hij zich minder alleen voelt. Het is verwonderlijk, woorden waar ik
een strik om zou doen, voor zijn moeders gebedskleed plaatsen.
Maar ergens op het platteland graaft een neef, roodborstig,
naar zijn been. De buurvrouw, grasspriet in haar mond, voedt haar kind
met spuug. Misschien is het hoe de man ‘bodem’ zegt, de wijze waarop hij karmijn gebruikt
om onze lemen huizen op te roepen.
Of misschien is het hoe hij
het middaglicht dat van de berg weerkaatst met vuur vergelijkt. Het Amerika van mijn vader
heeft een dikkere mist
dan die in de bossen van Jemen. Mijn vaders Amerika heeft een glazen ruit
waardoor hij iemand ziet die op hem lijkt
hij vliegt te snel vooruit, onthutst
& gevangen in de volle wind.
Ik bijt in olijfstenen om de migratie van mijn vader te voelen.
Ik gooi ze in vijvers
zoals Zeus zijn juweelorchideeën slingert, de hemel verlichtend.
Er is een roofvogel die vossenbont verzamelt in haar snavel, vastgehouden door
de lucht als grote, spookachtige
handen. Wie anders besluit zich uit te strekken
in het immense niets, dan datgene wat
zich volledig overgeeft? Er zit een onderwerping in vliegen, in de wind
die hem verzamelt, veren gespreid
& de hemel smekend om slechts een achtste
van zijn stam te schenken om de zijne te noemen.
Publisher: 2022, First published on poetryinternational.com,
MY FATHER FINDS HOME THROUGH THE BIRDS
Pigeons on Broadway follow him like winged guards. He bargains
with a yard finch to peck us
when we cuss. Someone’s love birds let loose
in the hood & my father calls them
with a whistled song, the soft clapping
of his heart. Along broken leaf light, he marvels a hawk’s lonesome flight
into the emptiness, its feathered breast
a qibla. He can’t trace his footprints.
He still wants to belong, even after leaving.
How does a Baba know when to remain, & when to untwine the nest?
He grew among the ancient zaytun his whole childhood
& see how they spill
their oil on his arms
like an invasive species. I peck for something daughterful,
something that won’t chip
his teeth, leave seed pits
in his shoes. I long to hang my homeland
on the wall, eat it like a beak hammering at bark, the violent
hunger. For someone to point me on a map, take their finger
& say, Here she is. Darwish wrote, Words are a homeland. So I bring my father
to listen to a white professor describe
the village his family comes from,
to feel less alone. It’s stunning, words I would wrap
in a gift box, place in front of his mother’s prayer rug.
But somewhere in the bucolic, a cousin digging, ruby-throated, searching
for his leg. The neighbor, grass in her mouth, spit-feeding
her baby. Maybe it's how the man says soil, the way he uses crimson
to evoke our mud-brick homes.
Or maybe it’s how he compares noon
reflecting off the mountain’s fog to fire. My father’s America
has a thicker mist
than those Yemen woodlands. My father’s America has a glass window
where he sees someone like him,
flies forward too fast, concussed
& caught in the long wind.
I bite into olive stones to feel my father’s migration.
I hurl them into ponds
the way Zeus hurls his bolts of jewel orchids, lamping the sky.
There is a raptor collecting fox fur in her beak held by
the sky like large, spectral
hands. Who decides to extend
into the deafbarren gap, but the thing
that wholly gives in? There is a submission in flying, in the wind
that gathers him, feathers splayed
& begging the sky to grant
just an eighth of its tribe to call his.
From: The Wild Fox of Yemen
Publisher: Graywolf Press,
MIJN VADER VINDT THUIS DOOR DE VOGELS
Duiven op Broadway volgen hem als gevleugelde bewakers. Hij onderhandelt
met een tuinvink om ons te pikken
als we vloeken. Iemands tortelduifjes zijn losgelaten
in de hood & mijn vader lokt ze
met een gefloten lied, het zachte kloppen
van zijn hart. Langs gebroken bladlicht verwondert hij zich over de eenzame vlucht van een havik
in de leegte, zijn gevederde borst
een qibla. Hij kan zijn voetafdrukken niet nasporen.
Hij wil nog steeds ergens thuishoren, zelfs na vertrek.
Hoe weet een Baba wanneer te blijven, & wanneer het nest te ontwarren?
Hij groeide op tussen de oude zaitoun
& kijk hoe ze hun olie
op zijn armen morsen
als een invasieve soort. Ik pik zoekend naar iets dochterlijks,
iets dat zijn tanden
niet zal breken, geen zaadjes achterlaat
in zijn schoenen. Ik verlang ernaar mijn vaderland op te hangen
aan de muur, het op te eten als een snavel die op schors hamert, de gewelddadige
honger. Dat iemand mij aanwijst op een kaart, diens vinger gebruikt
& zegt, Hier is ze. Darwish schreef, Woorden zijn een thuisland. Dus ik spoor mijn vader aan
te luisteren naar de woorden van een witte professor
over het dorp waar hij vandaan komt,
zodat hij zich minder alleen voelt. Het is verwonderlijk, woorden waar ik
een strik om zou doen, voor zijn moeders gebedskleed plaatsen.
Maar ergens op het platteland graaft een neef, roodborstig,
naar zijn been. De buurvrouw, grasspriet in haar mond, voedt haar kind
met spuug. Misschien is het hoe de man ‘bodem’ zegt, de wijze waarop hij karmijn gebruikt
om onze lemen huizen op te roepen.
Of misschien is het hoe hij
het middaglicht dat van de berg weerkaatst met vuur vergelijkt. Het Amerika van mijn vader
heeft een dikkere mist
dan die in de bossen van Jemen. Mijn vaders Amerika heeft een glazen ruit
waardoor hij iemand ziet die op hem lijkt
hij vliegt te snel vooruit, onthutst
& gevangen in de volle wind.
Ik bijt in olijfstenen om de migratie van mijn vader te voelen.
Ik gooi ze in vijvers
zoals Zeus zijn juweelorchideeën slingert, de hemel verlichtend.
Er is een roofvogel die vossenbont verzamelt in haar snavel, vastgehouden door
de lucht als grote, spookachtige
handen. Wie anders besluit zich uit te strekken
in het immense niets, dan datgene wat
zich volledig overgeeft? Er zit een onderwerping in vliegen, in de wind
die hem verzamelt, veren gespreid
& de hemel smekend om slechts een achtste
van zijn stam te schenken om de zijne te noemen.
From: The Wild Fox of Yemen
Publisher: 2022, First published on poetryinternational.com,