Gedicht
Samantha Barendson
3
I can’t find a single word, a single smile, a single picture underneath myskull.
He must have spoken to me.
He must have sung something to me, a lullaby, a short silly song, he must
have hummed certain tunes.
He must have fed me,
tickled my belly,
stroked my head,
rocked me in his arms.
I can’t find a shred of memory in the depths of my mind cluttered with
useless facts, phone numbers, door codes, to-do lists, unknown people’s
names, bureaucratic protocols, not the slightest spark of a common past.
Two years of life together, twenty-four months vanished into nothingness,
oblivion and wind.
3
Ik vind niet één woord, niet één glimlach, niet één beeld ondermijn hersenpan.
Het kan niet anders of hij heeft met me gepraat.
Het kan niet anders of hij heeft voor me gezongen, een slaapliedje, een dom
deuntje, het kan niet anders of hij heeft een wijsje voor me geneuried.
Het kan niet anders of hij heeft me te eten gegeven.
Mijn buik gekieteld.
Mijn hoofd gestreeld.
Me in zijn armen gewiegd.
Ik vind geen vleugje herinnering in mijn hoofd dat overvol details zit,
telefoonnummers, deurcodes, to-dolijstjes, namen van mensen die
er niet toe doen, bureaucratische regels, maar geen greintje van
een leven samen.
Twee gedeelde jaren, vierentwintig maanden opgegaan in niets,
vergetelheid, wind.
3
Je ne trouve pas un seul mot, un seul sourire, une seule image au fond de mon crâne.Il a bien dû me parler.
Il a bien dû me chanter quelque chose, une berceuse,
une petite chansonbête, me fredonner un air.
Il a bien dû me donner à manger.
Me chatouiller le ventre.
Me caresser la tête.
Me bercer dans ses bras.
Je ne trouve pas la moindre miette de souvenir au fond de ma tête encombrée de détails, de
numéros de téléphone, de digicodes, de listes de choses à faire, de noms de gens sans
importance, de protocoles bureaucratiques, pas la moindre étincelle d’un passé ensemble.
Deux ans de vie commune, vingt-quatre mois disparus dans le néant, l’oubli, le vent.
Gedichten
Gedichten van Samantha Barendson
Close
3
Ik vind niet één woord, niet één glimlach, niet één beeld ondermijn hersenpan.
Het kan niet anders of hij heeft met me gepraat.
Het kan niet anders of hij heeft voor me gezongen, een slaapliedje, een dom
deuntje, het kan niet anders of hij heeft een wijsje voor me geneuried.
Het kan niet anders of hij heeft me te eten gegeven.
Mijn buik gekieteld.
Mijn hoofd gestreeld.
Me in zijn armen gewiegd.
Ik vind geen vleugje herinnering in mijn hoofd dat overvol details zit,
telefoonnummers, deurcodes, to-dolijstjes, namen van mensen die
er niet toe doen, bureaucratische regels, maar geen greintje van
een leven samen.
Twee gedeelde jaren, vierentwintig maanden opgegaan in niets,
vergetelheid, wind.
3
I can’t find a single word, a single smile, a single picture underneath myskull.
He must have spoken to me.
He must have sung something to me, a lullaby, a short silly song, he must
have hummed certain tunes.
He must have fed me,
tickled my belly,
stroked my head,
rocked me in his arms.
I can’t find a shred of memory in the depths of my mind cluttered with
useless facts, phone numbers, door codes, to-do lists, unknown people’s
names, bureaucratic protocols, not the slightest spark of a common past.
Two years of life together, twenty-four months vanished into nothingness,
oblivion and wind.
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère