Gedicht
Christian Bök
Hell itself
De hel zelf
De hel zelf kan de heerlijkheid niet onderdrukken van deze oneindige inferno’s die in de verte woeden, zo ver van ons weg dat, als we naar die vuren kijken, onze zielen niet ontvlammen of in de brand raken maar rillen in duisternis. We zijn elk op zich niet meer dan een kosmonaut in nood, gevangen en afgesloten in de ruimte, waar we vrezen te verdrinken in de duistere omvang, want dat is de vorm waarin onze isolatie en onze onwetendheid zichtbaar worden. Geen van ons kan aan de aantrekking ontsnappen, ook al sluiten we onze ogen ervoor. We hebben haar gezien in onze slaap maar we kunnen haar niet in het gezicht zien, tenzij we haar zien via de gespiegelde hexagonen van onze instrumenten. Ze wacht op ons, ze pot de tijd op, ergens in de Eridanus Superholte – een holtezone die zo enorm en diep is dat ze de kosmos heeft uitgehold. Ze is maar een spelden- prik in het zwart. Een microscopische singulariteit, die ons besmet, zoals een virus – zij kan niet anders dan ons categorisch veroordelen.
Hell itself cannot suppress the loveliness of these infinite infernos, raging in the distance, so far away from us that, when we gaze upon such furnaces, our souls do not ignite, ablaze, but shiver in the darkness. Each of us is but a cosmonaut in distress, stranded and marooned in space, where we dread immersion in the shadowed vastness, because it is our isolation and our ignorance, made visible. None of us can escape its pull, even when we close our eyes against it. We have seen it in our sleep – yet we cannot gaze upon its face, unless we view it through the mirrored hexagons of our instruments. It is waiting for us, hoarding time, somewhere in the Eridanus Supervoid – a zone of emptiness, so vast and deep that it has hollowed out the cosmos. It is but a pinpoint in such blackness. A microscopic singularity, infecting us, like a virus – it is what must utterly condemn us.
Gedichten
Gedichten van Christian Bök
Close
De hel zelf
De hel zelf kan de heerlijkheid niet onderdrukken van deze oneindige inferno’s die in de verte woeden, zo ver van ons weg dat, als we naar die vuren kijken, onze zielen niet ontvlammen of in de brand raken maar rillen in duisternis. We zijn elk op zich niet meer dan een kosmonaut in nood, gevangen en afgesloten in de ruimte, waar we vrezen te verdrinken in de duistere omvang, want dat is de vorm waarin onze isolatie en onze onwetendheid zichtbaar worden. Geen van ons kan aan de aantrekking ontsnappen, ook al sluiten we onze ogen ervoor. We hebben haar gezien in onze slaap maar we kunnen haar niet in het gezicht zien, tenzij we haar zien via de gespiegelde hexagonen van onze instrumenten. Ze wacht op ons, ze pot de tijd op, ergens in de Eridanus Superholte – een holtezone die zo enorm en diep is dat ze de kosmos heeft uitgehold. Ze is maar een spelden- prik in het zwart. Een microscopische singulariteit, die ons besmet, zoals een virus – zij kan niet anders dan ons categorisch veroordelen.
Hell itself
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère