Gedicht
Mark Strand
OUR MASTERPIECE IS THE PRIVATE LIFE
ONS MEESTERWERK IS HET EIGEN BESTAAN
IIs er iets, daar, aan het water dat zich voor ons verbergt,
Een schuchter voorval, het geheim van een soort licht dat in het diepe valt,
Een bron van leed die nog niet ontdekt wil worden?
Wat maakt het ons uit? Werpt het verlangen zijn regenbogen niet over het ruwe porselein
Van ’s werelds huid en vult zijn omvang niet de lucht? Waarom naar meer gezocht?
II
Maar laten we, nu de pleitbezorgers van ontzetting en verdriet
Hun druipende sloep het strand op en af duwen, genieten
Van onze griet, en deze mooie witte Beaune met kleine teugen drinken.
Akkoord, het licht is onnatuurlijk, en we zijn niet goed gekleed.
Wat geeft het. Het bevalt ons hier. We houden van de jonge stieren in het veld hiernaast,
We houden van het geluid van de wind door het gras. De manier waarop je praat,
Met die zachte stem, onze bekentenissen ’s avonds laat . . . waarom zou je
Voor iets anders leven? Ons meesterwerk is het eigen bestaan.
III
Staande op de kade tussen de Dolende Zwaan en de Ster Ongerept,
Mijn longen vol nachtlucht, nu het moment van genot, in genot
Waargenomen, lijkt te gedijen terwijl het vervaagt, en zijn zelf bezoedelende
Schoonheid, die alleen maar kan zijn wat ze was, zich nog even
Ophoudt voor ze vergaat, denk ik aan onze eigen gladde passage
Tussen de glooiende wanden, aan de crises die verbloeden
In het alledaagse en ons telkens wat vermoeider achterlaten,
Wat verder verwijderd van de ervaringen die ons, in vroeger dagen,
Urenlang geboeid hielden. De rit langs de kronkelende weg
Terug naar het huis, de zee die op de kliffen beukte,
Het glas whisky op de tafel, het geopende boek, de vragen,
Alle beloningen van de dag, wachtend bij de deuren van de slaap . . .
© Vertaling: 2001, H.C. ten Berge
OUR MASTERPIECE IS THE PRIVATE LIFE
IIs there something down by the water keeping itself from us,
Some shy event, some secret of the light that falls upon the deep,
Some source of sorrow that does not wish to be discovered yet?
Why should we care? Doesn’t desire cast its rainbows over the coarse porcelain
Of the world’s skin and with its measures fill the air? Why look for more?
II
And now, while the advocates of awfulness and sorrow
Push their dripping barge up and down the beach, let’s eat
Our brill, and sip this beautiful white Beaune.
True, the light is artificial, and we are not well-dressed.
So what. We like it here. We like the bullocks in the field next door,
We like the sound of wind passing over grass. The way you speak,
In that low voice, our late night disclosures . . . why live
For anything else? Our masterpiece is the private life.
III
Standing on the quay between the Roving Swan and the Star Immaculate,
Breathing the night air as the moment of pleasure taken
In pleasure vanishing seems to grow, its self-soiling
Beauty, which can only be what it was, sustaining itself
A little longer in its going, I think of our own smooth passage
Through the graded partitions, the crises that bleed,
Into the ordinary, leaving us a little more tired each time,
A little more distant from the experiences, which, in the old days,
Held us captive for hours. The drive along the winding road
Back to the house, the sea pounding against the cliffs,
The glass of whiskey on the table, the open book, the questions,
All the day’s rewards waiting at the doors of sleep . . .
© 1998, Mark Strand
From: Blizzard of One: Poems
Publisher: Alfred A. Knopf, New York
From: Blizzard of One: Poems
Publisher: Alfred A. Knopf, New York
Gedichten
Gedichten van Mark Strand
Close
ONS MEESTERWERK IS HET EIGEN BESTAAN
IIs er iets, daar, aan het water dat zich voor ons verbergt,
Een schuchter voorval, het geheim van een soort licht dat in het diepe valt,
Een bron van leed die nog niet ontdekt wil worden?
Wat maakt het ons uit? Werpt het verlangen zijn regenbogen niet over het ruwe porselein
Van ’s werelds huid en vult zijn omvang niet de lucht? Waarom naar meer gezocht?
II
Maar laten we, nu de pleitbezorgers van ontzetting en verdriet
Hun druipende sloep het strand op en af duwen, genieten
Van onze griet, en deze mooie witte Beaune met kleine teugen drinken.
Akkoord, het licht is onnatuurlijk, en we zijn niet goed gekleed.
Wat geeft het. Het bevalt ons hier. We houden van de jonge stieren in het veld hiernaast,
We houden van het geluid van de wind door het gras. De manier waarop je praat,
Met die zachte stem, onze bekentenissen ’s avonds laat . . . waarom zou je
Voor iets anders leven? Ons meesterwerk is het eigen bestaan.
III
Staande op de kade tussen de Dolende Zwaan en de Ster Ongerept,
Mijn longen vol nachtlucht, nu het moment van genot, in genot
Waargenomen, lijkt te gedijen terwijl het vervaagt, en zijn zelf bezoedelende
Schoonheid, die alleen maar kan zijn wat ze was, zich nog even
Ophoudt voor ze vergaat, denk ik aan onze eigen gladde passage
Tussen de glooiende wanden, aan de crises die verbloeden
In het alledaagse en ons telkens wat vermoeider achterlaten,
Wat verder verwijderd van de ervaringen die ons, in vroeger dagen,
Urenlang geboeid hielden. De rit langs de kronkelende weg
Terug naar het huis, de zee die op de kliffen beukte,
Het glas whisky op de tafel, het geopende boek, de vragen,
Alle beloningen van de dag, wachtend bij de deuren van de slaap . . .
© 2001, H.C. ten Berge
From: Blizzard of One: Poems
From: Blizzard of One: Poems
OUR MASTERPIECE IS THE PRIVATE LIFE
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère