Gedicht
Charl-Pierre Naudé
NAWOORD
NAWOORD
Misschien stonden er ooitgedekte tafels
op Stonehenge:
stenen tafels
met godenwetten erop;
een banket
van smeulende offerandes
op geplette bordjes
die werden rondgedragen
in een kring van feromonen
– als popsongs
rokend uit een samenkomst-met-draagbare radio’s,
van de maagden.
Het windje slingerde zich
neuriënd door het gras,
zoals borduurwerk zou doen
met zomen erlangs,
en het plotselinge weerlicht
mokerde alles tot een neusbrug
ineen, tot in de tijdloze scherven
van het aardewerk;
waar archeologen
duizend jaar later een plaatje bij elkaar schraapten
van ene Pete Townshend,
van The Who.
(....)
Je zou bijna niet denken dat die formule
naar Afrika zou zijn gehinkt
over de tijdelijke vlakke zee –
of was de richting andersom?
Daar
zie ik de tiara,
de halvecirkelwaterval
te Victoria,
die steeds dieper in de aarde zinkt,
en schitterend naar binnen kolkt
zonder iets
zogenaamd koninklijks en verzwelgends naar buiten
uit te vaardigen.
(...)
Ik sta naast dat heelal
van malende druppels
waar een nevel
van mogelijkheden drijft
als stuifmeel boven de vergetelheid
en ik gooi twee steentjes naar beneden.
Een: Wat is beschaving?
Twee: Waar ligt onze oorsprong?
Het orakel echoot terug:
“Eindeloos.
Kant nóch wal:
in een werveling
wegens de onbeslisbare beroeringen
van zuurstof-met-water.”
En zo zie ik,
onbemiddeld,
de heldere oplossing.
© Vertaling: 2014, Robert Dorsman
NAWOORD
Miskien, toentertyd,was daar tafels gedek
by Stonehenge:
kliptafels
met godewette op;
’n banket
van smeulende offerandes
in geplette bordjies
wat rondgedra is
in ’n kring van feromone
– soos popliedjies
wat rook uit ’n samekoms-met-handradio’s,
van die maagde.
Die windjie slinger
en neurie deur die gras,
soos borduurwerk sou
met some langs,
en die skielike weerlig
moker alles soos ’n neusbrug
in, tot ín die tydlose skerwe
van die erdewerk;
waar argeoloë
duisend jaar later ’n prentjie bymekaar skraap
van ene Pete Townshend,
van The Who.
(....)
Min sou mens dink dié formule
het Afrika toe gehink
oor die tydelike vlaksee –
of was die rigting andersom?
Dáar
sien ek die tiara,
die halfsirkel-waterval
by Victoria,
wat al hoe dieper in die aarde sink,
en skitterend na binne kolk
sonder om iets
sogenaamd koninklik en verswelgend na buite
uit te vaardig.
(...)
Ek staan langs dié heelal
van malende druppels
waar ’n sproeiing
van moontlikhede dryf
soos stuifmeel bo die vergetelheid
en ek gooi twee klippies af.
Een: Wat is beskawing?
Twee: Waar lê ons oorsprong?
Die orakel eggo terug:
“Eindeloos.
Nóg kant nóg wal:
in ’n werweling
weens die onbeslisbare beroerings
van suurstof-met-water.”
En só sien ek,
onbemiddeld,
die helder oplossing.
© 2014, Charl-Pierre Naudé
From: Al die lieflike dade
Publisher: Tafelberg Publishers, Cape Town
From: Al die lieflike dade
Publisher: Tafelberg Publishers, Cape Town
Gedichten
Gedichten van Charl-Pierre Naudé
Close
NAWOORD
Misschien stonden er ooitgedekte tafels
op Stonehenge:
stenen tafels
met godenwetten erop;
een banket
van smeulende offerandes
op geplette bordjes
die werden rondgedragen
in een kring van feromonen
– als popsongs
rokend uit een samenkomst-met-draagbare radio’s,
van de maagden.
Het windje slingerde zich
neuriënd door het gras,
zoals borduurwerk zou doen
met zomen erlangs,
en het plotselinge weerlicht
mokerde alles tot een neusbrug
ineen, tot in de tijdloze scherven
van het aardewerk;
waar archeologen
duizend jaar later een plaatje bij elkaar schraapten
van ene Pete Townshend,
van The Who.
(....)
Je zou bijna niet denken dat die formule
naar Afrika zou zijn gehinkt
over de tijdelijke vlakke zee –
of was de richting andersom?
Daar
zie ik de tiara,
de halvecirkelwaterval
te Victoria,
die steeds dieper in de aarde zinkt,
en schitterend naar binnen kolkt
zonder iets
zogenaamd koninklijks en verzwelgends naar buiten
uit te vaardigen.
(...)
Ik sta naast dat heelal
van malende druppels
waar een nevel
van mogelijkheden drijft
als stuifmeel boven de vergetelheid
en ik gooi twee steentjes naar beneden.
Een: Wat is beschaving?
Twee: Waar ligt onze oorsprong?
Het orakel echoot terug:
“Eindeloos.
Kant nóch wal:
in een werveling
wegens de onbeslisbare beroeringen
van zuurstof-met-water.”
En zo zie ik,
onbemiddeld,
de heldere oplossing.
© 2014, Robert Dorsman
From: Al die lieflike dade
From: Al die lieflike dade
NAWOORD
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère