Gedicht
Kwame Dawes
from ‘INHERITANCE’
uit ‘ERFENIS’
VIIIk draag het gewicht van je schaduw altijd,
terwijl ik je dingen doorzoek naar de gelijkenis
met de beelden die je voor dit eilandenrijk bedacht.
Elke verkondiging van je heengaan
is voorbarig. Dus om mijn eigen kracht te vinden
speur ik naar jouw stralende zwakheden.
Je laatste verzen zijn vrij van de poeha
van protserige gewaden, ik kan de knoken zien
van je knieën, geschonden door chirurgensnijwerk
om water en bloed van het bot te hevelen;
ik staar naar je naakte torso – de tepels
harig, de hint van een omhulde schoonheid
onder rimpelende huid. Ik wend me af
als van een spiegel. Ik nip van je bloed,
tap het oude sap van je dagen af terwijl jij
bleek wordt. Je schildert op het strand, zo begon
het gedicht – ik zie hoe jij ziet dat
het doek vorm krijgt. Ik staarde lang genoeg
om je nieuwe streek te voorspellen – je kwast
op het palet, je gebrom, je peinzende
ogenblikken, een kraanvogel die kalm wacht op het juiste
tijdstip om te duiken en dieprode linten te trekken
in een traag stromende rivier. Deze eilanden
schenken vreugde, zoet water met bessen,
de onmogelijke theologieën
van de reggae, haar metafysica die zo goed past
bij de onvaste seizoenen van zon en spiersterke
storm – je hoort de vorm van een landschap
in het kreunen van de wind door de kruinen
van de broodboom. Als twintigjarige was ik jaloers, ik vond
een dunne bundel verzen die je geschreven had
vóór je zestiende. Die stak me met het
vreemde gevoel dat ik loog, alsof zal uitkomen
dat dit alles stof is – alsof ik op een dag leerde
veinzen, en nog steeds moet worden ontmaskerd.
© Vertaling: 2013,
from ‘INHERITANCE’
VIII carry the weight of your shadow always,
while I pick through your things for the concordance
of your invented icons for this archipelago.
Any announcement of your passing
is premature. So to find my own strength,
I seek out your splendid weaknesses.
Your last poems are free of the bombast
of any gaudy garments, I can see the knobs
of your knees scarred by the surgeon’s incisions
to siphon water and blood from bone;
I stare at your naked torso – the teats
hairy, the hint of a barreled beauty
beneath the folding skin. I turn away
as from a mirror. I am sipping your blood,
tapping the aged sap of your days while you grow
pale. You are painting on the beach, this is how
the poem began – I am watching you watching
the painting take shape. I have stared long enough
that I can predict your next stroke – your dip
into palette, your grunts, your contemplative
moments, a poised crane waiting for the right
instance to plunge and make crimson ribbons
on a slow moving river. These islands
give delight, sweet water with berries,
the impossible theologies
of reggae, its metaphysics so right
for the inconstant seasons of sun and muscular
storm – you can hear the shape of a landscape
in the groan of the wind against the breadfruit
fronds. I was jealous when at twenty, I found
a slim volume of poems you had written
before you reached sixteen. It has stitched in me
a strange sense of a lie, as if all this
will be revealed to be dust – as if I learned
to pretend one day, and have yet to be found out.
© 2001, Kwame Dawes
From: Midland
Publisher: Ohio University Press, Athens, OH
From: Midland
Publisher: Ohio University Press, Athens, OH
Gedichten
Gedichten van Kwame Dawes
Close
uit ‘ERFENIS’
VIIIk draag het gewicht van je schaduw altijd,
terwijl ik je dingen doorzoek naar de gelijkenis
met de beelden die je voor dit eilandenrijk bedacht.
Elke verkondiging van je heengaan
is voorbarig. Dus om mijn eigen kracht te vinden
speur ik naar jouw stralende zwakheden.
Je laatste verzen zijn vrij van de poeha
van protserige gewaden, ik kan de knoken zien
van je knieën, geschonden door chirurgensnijwerk
om water en bloed van het bot te hevelen;
ik staar naar je naakte torso – de tepels
harig, de hint van een omhulde schoonheid
onder rimpelende huid. Ik wend me af
als van een spiegel. Ik nip van je bloed,
tap het oude sap van je dagen af terwijl jij
bleek wordt. Je schildert op het strand, zo begon
het gedicht – ik zie hoe jij ziet dat
het doek vorm krijgt. Ik staarde lang genoeg
om je nieuwe streek te voorspellen – je kwast
op het palet, je gebrom, je peinzende
ogenblikken, een kraanvogel die kalm wacht op het juiste
tijdstip om te duiken en dieprode linten te trekken
in een traag stromende rivier. Deze eilanden
schenken vreugde, zoet water met bessen,
de onmogelijke theologieën
van de reggae, haar metafysica die zo goed past
bij de onvaste seizoenen van zon en spiersterke
storm – je hoort de vorm van een landschap
in het kreunen van de wind door de kruinen
van de broodboom. Als twintigjarige was ik jaloers, ik vond
een dunne bundel verzen die je geschreven had
vóór je zestiende. Die stak me met het
vreemde gevoel dat ik loog, alsof zal uitkomen
dat dit alles stof is – alsof ik op een dag leerde
veinzen, en nog steeds moet worden ontmaskerd.
© 2013, Kwame Dawes
From: Midland
From: Midland
from ‘INHERITANCE’
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère