Poetry International Poetry International
Gedicht

Eduardo Espina

“NEXT IN LINE, PLEASE”

Was it the event, the cause of how much came as in a
story entering the imagination and then keeping it close?
Life, tree of events in exchange for ignorance.
We didn’t know (that notion’s not approached on tiptoe).
Papa lay dying beside the definitions, and Mama knew at once
that the voice, breaking off from speech, could say it in any
language, could remain motionless till time acquired
words to give them meaning, if that is the first thing to take into
account when all the days with their continuous hours went off to glimpse
themselves in the mirrors of the rest, keeping the only calm before
images, each one better than the other, while all might be.
Back then, the past began one day before it was right now,
and the good approached everything, unless intentions didn’t let it.
If Mama could have known, she would have died instead of lingering
on for weeks, though since the start she’d mastered perfectly
how to breathe slowly, approach the ideas that had fled to the garden,
which, around December, was another month in the mind, breathing
from less to this, or else the opposite, because it’s good the wind can see
once in a while, the wind that only oblivion has managed to divide.
To bury your own parents is like passing through childhood without ever having
been there or having learned the anonymous name that everything’s indebted to.
Mystery understands the seed, long after naming it.
So long as the reverse is not the case, one has push what’s
falling, surround the fall to make it feel whole.
To die means to turn harshness into a will that life returns to,
although I’m not quite sure we should (to live is to have had time).
The rest goes quickly, with the speed of the wedding stolen from Zeno.
It’s clear: the medical report gives up the metaphysics to be young;
it seldom defeats common sense by speaking the truth alone.
Which one? That of the acts, that of the facts due to duration?
Anybody could say it, could look into the eye to know how it was.
It was dusk – well, a summer has many – when a man’s cadaver
entered the body of my father, with my mother still there.
Returning, we saw flies, even lemon trees and poplars
moved by the first thing to happen, and even the past passed
along the opposite side of the sidewalk, comparing faith with some kind of form.
How easy to play at digging up treasures, how difficult to bury
the reasons why childhood wandered handing out regret.
We went from voice to voice until the grave saw us, we left
and fled, back and forth, like the hearth of some teardrop at the altar.
Advancing toward the door, the entrance or the exit, it depends, the light
thought to come after us, although it didn’t think for long: we left alone,
as air must leave after years with the window left open.
On a page where the soul could not have spoken everything, I wrote:
“it’s very strange to leave the cemetery at the speed one wishes.”
Not knowing the time exactly, we went home to meet nothing.
It was, as we would never see it again, made-up for the weeping
it found beneath the rain of the interpreted beam, nothing other than the same
nothing, even belonging to nobody, not for one day of no one. For, not knowing how
to open it, we found death asking, where is the door?

"LAAT DE VOLGENDE BINNENKOMEN"

Was de gebeurtenis de oorzaak van alles dat kwam zoals in een
verhaal en de verbeelding binnenging tot ze heel dichtbij was?
Het leven, boom van de gebeurtenis in ruil voor de onwetendheid.
Wij wisten het niet (tot dit inzicht kom je niet op je tenen).
Papa lag op sterven naast de definities, Mama wist meteen dat
de stem wanneer hij stopt met spreken het zou kunnen zeggen in welke
taal dan ook, dat hij onbeweeglijk kon blijven totdat de tijd de woorden
had gevonden om hen betekenis te geven, dat is immers het eerste om rekening
mee te houden wanneer de dagen met hun opeenvolgende uren zichzelf gingen
bekijken in de spiegel van de anderen en daarbij hun unieke kalmte bewaarden
tegenover beelden het ene nog beter dan het andere zolang ze allemaal bestonden.
In die jaren begon het verleden al een dag eerder te bestaan,
het goede was op stoom, tenzij de intenties het niet toelieten.
Als Mama het had geweten, was ze gestorven in plaats van nog weken
te blijven, al wist ze van het begin af aan precies
hoe ze langzaam moest ademhalen, nader moest komen tot de naar de tuin gevluchte ideeën,
want in december was die maand in de geest een heel andere, ademhaling
steeds minder tot hier, of andersom, want het is goed dat de wind af en toe
ziet, noordenwind alleen deelbaar door het vergeten.
Je ouders begraven is als je jeugd doorlopen zonder erbij te zijn
geweest, zonder te weten aan welke anonieme naam je alles te danken hebt.
Het mysterie begrijpt het zaadje, lang na hem te hebben geroepen.
Zolang het niet andersom is, moeten we dat wat valt
een duw geven en de val omringen opdat die zich een geheel voelt.
Sterven is van de boedel een wil maken waarnaar het leven terugkeert,
al weet ik niet goed of we dat wel moesten doen (leven is tijd gehad hebben).
De rest gaat snel, met de snelheid van een bruiloft aan Zeno ontvreemd.
Natuurlijk, het medisch verslag verlaat de metafysica om jong te zijn,
het overwint zelden het gezond verstand door de kale waarheid te spreken.
Welke waarheid, die van de feiten of die van de gegevens als gevolg van de duur?
Dat kan iedereen wel zeggen, naar het oog kijken om te weten hoe het was.
Het was op een middag, en de zomer telt er vele, een mannenkadaver
drong mijn vader’s lichaam binnen, mijn moeder was nog daar.
Op de terugweg zagen we vliegen, citroenen zelfs en populieren in beweging
gebracht door het eerste wat passeerde, en zelfs het verleden kwam voorbij
over de stoep aan de overkant, het geloof vergelijkend met een of andere vorm.
Wat is het gemakkelijk schatgravertje te spelen, wat moeilijk de redenen
te begraven op de plaats waar de kindertijd zich afspeelde en spijt uitdeelde.
We liepen van stem naar stem totdat het graf ons zag, we zuchtten
en vluchtten, heen en terug, als haard voor een traan bij het altaar.
Op weg naar de deur, de ingang of de uitgang, dat hangt ervan af, dacht
het licht erover ons te volgen, een kortstondige gedachte: we gingen alleen,
zoals de lucht vast en zeker na jaren naar buiten gaat door het openstaande raam.
Op een papier waarop de ziel niet alles had kunnen zeggen, schreef ik:
ʻhet is heel vreemd het kerkhof te verlaten met de snelheid die je wiltʼ.
Onbekend met het precieze uur keerden we naar huis terug om het niets te leren kennen.
Het was geschminkt, zoals we het nooit meer hebben gezien, voor de tranen
die het vond in de regen van de geïnterpreteerde bliksemschicht, niets en toch hetzelfde
niets van iemand meer zelfs niet voor één dag van iemand. Niet wetend hoe voor hem open te doen,
troffen we de dood die vroeg, waar zou de deur zijn?

“QUE PASE EL QUE SIGUE”

¿Fue el acontecimiento, causa de cuanto vino como en un
cuento entrando a la imaginación hasta tenerla muy cerca?
La vida, árbol del acontecimiento a cambio de la ignorancia.
No lo sabíamos (a esa noción no se llega en puntas de pie).
Papá moría junto a las definiciones, Mamá supo enseguida
que la voz al terminar de hablar podría decirlo en cualquier
idioma, quedarse inmóvil hasta que el tiempo dispusiera de
palabras para darles significado, si es lo primero a tener en
cuenta cuando los días con sus horas seguidas iban a verse
en el espejo de los demás manteniendo la única calma ante
imágenes cada una mejor que la otra mientras fueran todas.
En aquellos años el pasado empezaba un día antes a ser ya,
el bien iba a todo, a menos que las intenciones no lo dejaran.
Si Mamá lo hubiera sabido, habría muerto antes de quedarse
más semanas, aunque desde el principio supo a la perfección
cómo respirar despacio, acercarse a las ideas huidas al jardín
que por diciembre en la mente era otro mes aquel, respirando
de menos a esto, o al revés porque está bien que el viento vea
de vez en cuando, cierzo al que solo el olvido ha podido dividir.
Enterrar a los padres es como pasar por la infancia sin haber
estado, sin haber sabido a qué anónimo nombre se debe todo.
El misterio entiende a la semilla, mucho después de llamarla.
Mientras no sea lo contrario, habrá que darle un empujón a lo
que está cayendo, rodear a la caída para hacerla sentir entera.
Morir es hacer del acerbo una voluntad a la que la vida vuelve,
aunque bien no sé si deberíamos (vivir es haber tenido tiempo).
El resto va rápido, con una velocidad de boda robada a Zenón.
Claro está, el reporte médico deja la metafísica para ser joven,
raras veces vence al sentido común diciendo la verdad a solas.
¿Cuál, la de los hechos, la de los datos debidos a la duración?
Eso cualquiera puede decirlo, mirar al ojo para saber cómo fue.
De tarde fue, pues el verano tiene muchas, cuando un cadáver
de hombre entró al cuerpo de mi padre, con mi madre, aun ahí.
En el camino de vuelta vimos moscas, hasta limones y álamos
movidos por lo primero que pasara, pues hasta el pasado pasó
por la vereda de enfrente comparando a la fe con alguna forma.
Qué fácil es jugar a desenterrar tesoros, qué difícil enterrar las
razones por donde la niñez anduvo repartiendo arrepentimiento.
Anduvimos de voz en voz hasta que la tumba nos vio, fuimos y
huimos, de ida y de vuelta, como lar de alguna lágrima al altar.
Rumbo a la puerta de entrada o de salida, eso depende, la luz
pensó en seguirnos, aunque lo pensó muy poco: salimos solos,
como ha de salir el aire a los años al quedar abierta la ventana.
En un papel donde el alma no podría haber dicho todo, escribí:
“es muy raro dejar el cementerio a la velocidad que uno quiere”.
Sin saber la hora exacta volvimos a casa para conocer la nada.
Estaba, como jamás la volvimos a ver, maquillada para el llanto
que halló bajo la lluvia del rayo interpretado, nada sino la misma
nada aun de nadie ni por un día de ninguno. Por no saber abrirle,
encontramos a la muerte preguntando, ¿dónde estará la puerta?
Close

"LAAT DE VOLGENDE BINNENKOMEN"

Was de gebeurtenis de oorzaak van alles dat kwam zoals in een
verhaal en de verbeelding binnenging tot ze heel dichtbij was?
Het leven, boom van de gebeurtenis in ruil voor de onwetendheid.
Wij wisten het niet (tot dit inzicht kom je niet op je tenen).
Papa lag op sterven naast de definities, Mama wist meteen dat
de stem wanneer hij stopt met spreken het zou kunnen zeggen in welke
taal dan ook, dat hij onbeweeglijk kon blijven totdat de tijd de woorden
had gevonden om hen betekenis te geven, dat is immers het eerste om rekening
mee te houden wanneer de dagen met hun opeenvolgende uren zichzelf gingen
bekijken in de spiegel van de anderen en daarbij hun unieke kalmte bewaarden
tegenover beelden het ene nog beter dan het andere zolang ze allemaal bestonden.
In die jaren begon het verleden al een dag eerder te bestaan,
het goede was op stoom, tenzij de intenties het niet toelieten.
Als Mama het had geweten, was ze gestorven in plaats van nog weken
te blijven, al wist ze van het begin af aan precies
hoe ze langzaam moest ademhalen, nader moest komen tot de naar de tuin gevluchte ideeën,
want in december was die maand in de geest een heel andere, ademhaling
steeds minder tot hier, of andersom, want het is goed dat de wind af en toe
ziet, noordenwind alleen deelbaar door het vergeten.
Je ouders begraven is als je jeugd doorlopen zonder erbij te zijn
geweest, zonder te weten aan welke anonieme naam je alles te danken hebt.
Het mysterie begrijpt het zaadje, lang na hem te hebben geroepen.
Zolang het niet andersom is, moeten we dat wat valt
een duw geven en de val omringen opdat die zich een geheel voelt.
Sterven is van de boedel een wil maken waarnaar het leven terugkeert,
al weet ik niet goed of we dat wel moesten doen (leven is tijd gehad hebben).
De rest gaat snel, met de snelheid van een bruiloft aan Zeno ontvreemd.
Natuurlijk, het medisch verslag verlaat de metafysica om jong te zijn,
het overwint zelden het gezond verstand door de kale waarheid te spreken.
Welke waarheid, die van de feiten of die van de gegevens als gevolg van de duur?
Dat kan iedereen wel zeggen, naar het oog kijken om te weten hoe het was.
Het was op een middag, en de zomer telt er vele, een mannenkadaver
drong mijn vader’s lichaam binnen, mijn moeder was nog daar.
Op de terugweg zagen we vliegen, citroenen zelfs en populieren in beweging
gebracht door het eerste wat passeerde, en zelfs het verleden kwam voorbij
over de stoep aan de overkant, het geloof vergelijkend met een of andere vorm.
Wat is het gemakkelijk schatgravertje te spelen, wat moeilijk de redenen
te begraven op de plaats waar de kindertijd zich afspeelde en spijt uitdeelde.
We liepen van stem naar stem totdat het graf ons zag, we zuchtten
en vluchtten, heen en terug, als haard voor een traan bij het altaar.
Op weg naar de deur, de ingang of de uitgang, dat hangt ervan af, dacht
het licht erover ons te volgen, een kortstondige gedachte: we gingen alleen,
zoals de lucht vast en zeker na jaren naar buiten gaat door het openstaande raam.
Op een papier waarop de ziel niet alles had kunnen zeggen, schreef ik:
ʻhet is heel vreemd het kerkhof te verlaten met de snelheid die je wiltʼ.
Onbekend met het precieze uur keerden we naar huis terug om het niets te leren kennen.
Het was geschminkt, zoals we het nooit meer hebben gezien, voor de tranen
die het vond in de regen van de geïnterpreteerde bliksemschicht, niets en toch hetzelfde
niets van iemand meer zelfs niet voor één dag van iemand. Niet wetend hoe voor hem open te doen,
troffen we de dood die vroeg, waar zou de deur zijn?

“NEXT IN LINE, PLEASE”

Was it the event, the cause of how much came as in a
story entering the imagination and then keeping it close?
Life, tree of events in exchange for ignorance.
We didn’t know (that notion’s not approached on tiptoe).
Papa lay dying beside the definitions, and Mama knew at once
that the voice, breaking off from speech, could say it in any
language, could remain motionless till time acquired
words to give them meaning, if that is the first thing to take into
account when all the days with their continuous hours went off to glimpse
themselves in the mirrors of the rest, keeping the only calm before
images, each one better than the other, while all might be.
Back then, the past began one day before it was right now,
and the good approached everything, unless intentions didn’t let it.
If Mama could have known, she would have died instead of lingering
on for weeks, though since the start she’d mastered perfectly
how to breathe slowly, approach the ideas that had fled to the garden,
which, around December, was another month in the mind, breathing
from less to this, or else the opposite, because it’s good the wind can see
once in a while, the wind that only oblivion has managed to divide.
To bury your own parents is like passing through childhood without ever having
been there or having learned the anonymous name that everything’s indebted to.
Mystery understands the seed, long after naming it.
So long as the reverse is not the case, one has push what’s
falling, surround the fall to make it feel whole.
To die means to turn harshness into a will that life returns to,
although I’m not quite sure we should (to live is to have had time).
The rest goes quickly, with the speed of the wedding stolen from Zeno.
It’s clear: the medical report gives up the metaphysics to be young;
it seldom defeats common sense by speaking the truth alone.
Which one? That of the acts, that of the facts due to duration?
Anybody could say it, could look into the eye to know how it was.
It was dusk – well, a summer has many – when a man’s cadaver
entered the body of my father, with my mother still there.
Returning, we saw flies, even lemon trees and poplars
moved by the first thing to happen, and even the past passed
along the opposite side of the sidewalk, comparing faith with some kind of form.
How easy to play at digging up treasures, how difficult to bury
the reasons why childhood wandered handing out regret.
We went from voice to voice until the grave saw us, we left
and fled, back and forth, like the hearth of some teardrop at the altar.
Advancing toward the door, the entrance or the exit, it depends, the light
thought to come after us, although it didn’t think for long: we left alone,
as air must leave after years with the window left open.
On a page where the soul could not have spoken everything, I wrote:
“it’s very strange to leave the cemetery at the speed one wishes.”
Not knowing the time exactly, we went home to meet nothing.
It was, as we would never see it again, made-up for the weeping
it found beneath the rain of the interpreted beam, nothing other than the same
nothing, even belonging to nobody, not for one day of no one. For, not knowing how
to open it, we found death asking, where is the door?
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère