Gedicht
Adam Zagajewski
LUXEMBOURG GARDEN
Parisian apartment houses fear neither wind nor imagination– they’re ponderous paperweights,
the antitheses of dreams.
White boats race along the river, filled with crowds
demanding greetings from those who stand on shore;
their effervescence liquidates the past.
A pair of wealthy tourists emerges from a cab
in gleaming garb; they’re served by waiters
wearing frock coats that fashion cannot change.
But the Luxembourg Garden grows empty now
and becomes a giant, mute herbarium;
it’s forgotten all those who once
strolled its paths and haven’t noticed they’re no longer living.
Mickiewicz lived here, and there August Strindberg
labored over the philosopher’s stone
he never found.
Dusk falls. Solemn night, taciturn and worried,
arrives from the east.
The night comes from Asia and doesn’t ask questions.
Foreignness is lovely, a cold joy.
Yellow lights illuminate the windows on the Seine
(something truly enigmatic: other people’s lives).
I know – there’s no mystery here now.
But there are plane trees, squares, cafés, friendly streets,
and the bright gaze of clouds that slowly dies.
© Translation: 2008, Clare Cavanagh
JARDIN DU LUXEMBOURG
Parijse huizen zijn niet bang voor wind of verbeelding– het zijn solide presse-papiers,
het tegenovergestelde van een droom…
Over de rivier snellen witte boten met een menigte,
die toegewuifd wil worden door hen die op de oever staan;
de menigte is in opperbeste stemming en schakelt het verleden uit.
Uit een taxi stapt een rijk toeristenpaar
in schitterende kledij; ze worden opgewacht door kelners
in lange rokken waarvan de snit de mode niet verandert.
Het Jardin du Luxembourg raakt ondertussen ontvolkt
en verandert in een gigantisch, stil plantenalbum;
het denkt niet meer aan al die mensen, die ooit
door zijn lanen liepen en niet in de gaten hadden dat ze al dood waren.
Hier woonde Mickiewicz, en daar werkte August Strindberg
aan de filosofische steen,
die hij niet vond.
De schemer valt in. Vanuit het oosten nadert een ernstige nacht,
zwijgzaam en bezorgd.
De nacht komt uit Azië en stelt geen vragen.
Hoe mooi is vreemdheid, wat een koud geluk.
Gele lichten gaan aan in de ramen langs de Seine
(dat is pas echt iets raadselachtigs: het leven van andere mensen.)
Ik weet het – deze stad kent geen geheim meer.
Maar er zijn platanen, pleinen en cafés, vriendelijke straten
en een heldere blik van de wolken, die langzaam dooft.
© Vertaling: 2008, Karol Lesman
OGRÓD LUKSEMBURSKI
Paryskie kamienice nie boją się ani wiatru ani wyobraźni– to są solidne przyciski do papierów,
przeciwieństwo marzenia . . .
Na rzece ścigają się białe statki wypełnione tłumem,
który domaga się pozdrowień od tych, co stoją na brzegu;
tłum jest w szampańskim nastroju i likwiduje przeszłość.
Z taksówki wychodzi para zamożnych turystów
w błyszczących strojach; czekają na nich kelnerzy
w surdutach, których kształtu nie zmienia moda.
Za to Ogród Luksemburski wyludnia się teraz
i zamienia w gigantyczny, cichy zielnik;
nie pamięta o tych wszystkich, co kiedyś
szli jego alejami i nie zauważyli, że już nie żyją.
Tu mieszkał Mickiewicz, a tam August Strindberg
pracował nad kamieniem filozoficznym,
którego nie znalazł.
Zapada zmierzch. Od wschodu przychodzi poważna noc,
małomówna i zatroskana.
Noc przychodzi z Azji i nie stawia pytań.
Jaka piękna jest obcość, jakie zimne szczęście.
Zapalają się żółte światła w oknach nad Sekwaną
(oto coś naprawdę zagadkowego: życie innych ludzi).
Ja wiem – w tym mieście nie ma już tajemnicy.
Ale są platany, place i kawiarnie, przyjazne ulice
i jasne spojrzenie obłoków, które wolno gaśnie.
© 2008, Adam Zagajewski
Gedichten
Gedichten van Adam Zagajewski
Close
JARDIN DU LUXEMBOURG
Parijse huizen zijn niet bang voor wind of verbeelding– het zijn solide presse-papiers,
het tegenovergestelde van een droom…
Over de rivier snellen witte boten met een menigte,
die toegewuifd wil worden door hen die op de oever staan;
de menigte is in opperbeste stemming en schakelt het verleden uit.
Uit een taxi stapt een rijk toeristenpaar
in schitterende kledij; ze worden opgewacht door kelners
in lange rokken waarvan de snit de mode niet verandert.
Het Jardin du Luxembourg raakt ondertussen ontvolkt
en verandert in een gigantisch, stil plantenalbum;
het denkt niet meer aan al die mensen, die ooit
door zijn lanen liepen en niet in de gaten hadden dat ze al dood waren.
Hier woonde Mickiewicz, en daar werkte August Strindberg
aan de filosofische steen,
die hij niet vond.
De schemer valt in. Vanuit het oosten nadert een ernstige nacht,
zwijgzaam en bezorgd.
De nacht komt uit Azië en stelt geen vragen.
Hoe mooi is vreemdheid, wat een koud geluk.
Gele lichten gaan aan in de ramen langs de Seine
(dat is pas echt iets raadselachtigs: het leven van andere mensen.)
Ik weet het – deze stad kent geen geheim meer.
Maar er zijn platanen, pleinen en cafés, vriendelijke straten
en een heldere blik van de wolken, die langzaam dooft.
© 2008, Karol Lesman
LUXEMBOURG GARDEN
Parisian apartment houses fear neither wind nor imagination– they’re ponderous paperweights,
the antitheses of dreams.
White boats race along the river, filled with crowds
demanding greetings from those who stand on shore;
their effervescence liquidates the past.
A pair of wealthy tourists emerges from a cab
in gleaming garb; they’re served by waiters
wearing frock coats that fashion cannot change.
But the Luxembourg Garden grows empty now
and becomes a giant, mute herbarium;
it’s forgotten all those who once
strolled its paths and haven’t noticed they’re no longer living.
Mickiewicz lived here, and there August Strindberg
labored over the philosopher’s stone
he never found.
Dusk falls. Solemn night, taciturn and worried,
arrives from the east.
The night comes from Asia and doesn’t ask questions.
Foreignness is lovely, a cold joy.
Yellow lights illuminate the windows on the Seine
(something truly enigmatic: other people’s lives).
I know – there’s no mystery here now.
But there are plane trees, squares, cafés, friendly streets,
and the bright gaze of clouds that slowly dies.
© 2008, Clare Cavanagh
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère