Poetry International Poetry International
Gedicht

Valérie Rouzeau

The wardrobe’s bare no skeletons no bread

The wardrobe’s bare no skeletons no bread
Passed down from my dark ancestor a mirror dating from her birth
Like a giant Moses basket right about to leave
Inside if the whole crap ship goes up in sudden flames.

What a drunken boat the wardrobe is if suddenly recalled to the blue red black sea far away –
Unfolded sheets all sails unfurled
And history’s hoodwinked ghosts –
You lean out, life
Towards what infinite and what forgetfulness.

The moths have eaten the sheep’s wool
Oh come on
If gold’s worth less than coal
Let’s saw it saw it down!

My great-great-auntie threw herself under a train for love
The heart I never knew of her
Can’t straighten out inside the personal affairs
Of your existence at a visit atavistic auntie
On the station platform or the tube the RER for me.

The unsealed furniture has lost its handkerchief
Its biscuit crumbs all read its roll-necks full of holes its lousy fichus scarves
A ledge what prow if you’re all washed up and perch there awed
Not a single bird is left to whistle in this wood.

She’s sinking the heavy wardrobe made of short memory and solid oak
Her shelves and thinginess
Her rail paralysis
Her mirror exactness
In her prettiest dress she’s dancing she’s sixteen.

It was long ago an angel passing now
(The bridal wardrobe sent to make a blaze as soon as my late aunt claire
Buried without corsets and eyes.)

De linnenkast is leeg geen lijken geen brood

De linnenkast is leeg geen lijken geen brood
met een spiegel van rond de geboorte van een sombere voormoeder
Een immense reiswieg zeg maar vertrekt
Daarbinnen als de boot aan de vlam is.

Het dwaze schip dat daarvan komt de plotseling geroepen kast naar blauwe verte rode zwarte zee -
De lakens uitgevouwen alle zeilen bijgezet
Fantomen opgelicht door de geschiedenis -
Je hangt scheef, het leven
Naar welke oneindigheid welk vergeten.

De mot vrat het schaap op
Laten we
Als goud minder waard is dan houtskool
zagen zagen!

Uit liefde sprong oudtante voor de trein
Het hart dat ik van haar niet ken
Brengt geen orde in de persoonlijke spullen daarbinnen
Voor jouw vita jouw atavisme tantie
Voor mij op het perron de metro en de sneltram.

Ontsloten meubilair heeft haar zakdoek verloren
Haar kruimels tuc haar koltruien vol gaten haar doeken haar sjaals
De kroonlijst tjonge een boeg als je er ontroerd op neerstrijkt
Er zijn geen vogels meer om in dit bos te fluiten.

Kapseis in kort geheugen kast van zwaar massief eiken
Planken dingzaamheid
Garderobische versuftheid
Spiegelen nauwkeurigheid
In haar mooiste jurk danst ze is zestien.

Het was lang geleden dat er een engel langskomt nu
(Het bruidsmeubel verstookt dra ze heen tante clara
ondergespit zonder korsetten of ogen).

L’armoire est vide pas de morts pas de pain
À glace en date de naissance d’aïeule sombre
Comme un immense couffin quoi va partir
Là-dedans si la galère flambe.

L’ivre bateau que ça devient l’armoire rappelée si soudain jusqu’à la mer bleue rouge noire loin –
Draps dépliés toutes voiles hissées
Les fantômes bernés de l’histoire –
Tu penches, la vie
Vers quel infini quel oubli.

La mite a mangé le mouton
Allons
Si l’or vaut moins que le charbon
Scions scions !

L’arrière tante s’est jetée sous un train par amour
Le cœur que j’ignore d’elle
N’arrange à l’intérieur les affaires personnelles
À ta vie atavisme tata
Sur le quai les métros et l’RER à moi.

Mobilier défermé a perdu son mouchoir
Ses miettes de biscuit lu ses cols roulés troués ses foulards ses fichus
Corniche quelle proue si l’on si juche émue
Il n’y a plus d’oiseau pour siffler dans ce bois.

Chavire en mémoire courte chêne massif lourde armoire
Étagères chositude
Penderie hébétude
Miroir exactitude
Dans sa plus jolie robe elle danse elle a seize ans.

C’était il y a longtemps qu’un ange passe maintenant
(Le meuble de mariée servit à faire du feu sitôt feue tata claire
Fouie sans corsets ni yeux).
Close

De linnenkast is leeg geen lijken geen brood

De linnenkast is leeg geen lijken geen brood
met een spiegel van rond de geboorte van een sombere voormoeder
Een immense reiswieg zeg maar vertrekt
Daarbinnen als de boot aan de vlam is.

Het dwaze schip dat daarvan komt de plotseling geroepen kast naar blauwe verte rode zwarte zee -
De lakens uitgevouwen alle zeilen bijgezet
Fantomen opgelicht door de geschiedenis -
Je hangt scheef, het leven
Naar welke oneindigheid welk vergeten.

De mot vrat het schaap op
Laten we
Als goud minder waard is dan houtskool
zagen zagen!

Uit liefde sprong oudtante voor de trein
Het hart dat ik van haar niet ken
Brengt geen orde in de persoonlijke spullen daarbinnen
Voor jouw vita jouw atavisme tantie
Voor mij op het perron de metro en de sneltram.

Ontsloten meubilair heeft haar zakdoek verloren
Haar kruimels tuc haar koltruien vol gaten haar doeken haar sjaals
De kroonlijst tjonge een boeg als je er ontroerd op neerstrijkt
Er zijn geen vogels meer om in dit bos te fluiten.

Kapseis in kort geheugen kast van zwaar massief eiken
Planken dingzaamheid
Garderobische versuftheid
Spiegelen nauwkeurigheid
In haar mooiste jurk danst ze is zestien.

Het was lang geleden dat er een engel langskomt nu
(Het bruidsmeubel verstookt dra ze heen tante clara
ondergespit zonder korsetten of ogen).

The wardrobe’s bare no skeletons no bread

The wardrobe’s bare no skeletons no bread
Passed down from my dark ancestor a mirror dating from her birth
Like a giant Moses basket right about to leave
Inside if the whole crap ship goes up in sudden flames.

What a drunken boat the wardrobe is if suddenly recalled to the blue red black sea far away –
Unfolded sheets all sails unfurled
And history’s hoodwinked ghosts –
You lean out, life
Towards what infinite and what forgetfulness.

The moths have eaten the sheep’s wool
Oh come on
If gold’s worth less than coal
Let’s saw it saw it down!

My great-great-auntie threw herself under a train for love
The heart I never knew of her
Can’t straighten out inside the personal affairs
Of your existence at a visit atavistic auntie
On the station platform or the tube the RER for me.

The unsealed furniture has lost its handkerchief
Its biscuit crumbs all read its roll-necks full of holes its lousy fichus scarves
A ledge what prow if you’re all washed up and perch there awed
Not a single bird is left to whistle in this wood.

She’s sinking the heavy wardrobe made of short memory and solid oak
Her shelves and thinginess
Her rail paralysis
Her mirror exactness
In her prettiest dress she’s dancing she’s sixteen.

It was long ago an angel passing now
(The bridal wardrobe sent to make a blaze as soon as my late aunt claire
Buried without corsets and eyes.)
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère