Poetry International Poetry International
Gedicht

Piotr Sommer

ADJECTIVAL POEM

Amazing spring, warm, humid
and full of backlit trees
in various colors, even if it’s still unclear
which ones, except for the rhodendron, which one way or another
stays in shape, though it’s just a bush,
and the unfurling leaves of the maple.
And the greenery in the flowerbeds, which is green
even at night. “Also in the dark?”
Also in the dark. Amazing,
silly, and even in such dark moments lucid
days, because for starters, days, and nights,
because of nights. Not at all, I’ve had nowhere near enough.
Though of course at home the lilac’s roots
slowly snake their way toward your head,
and the lilacs already begin to bloom and fall
on account of the sun, also at the head.
The humidity dries or seeps in, and the sun
shines now on the lids of garbage cans
and snouts of wells, but clearly only by day.
It’s foolish to talk and talk without stopping,
without, at bottom, having anything to say,
at most only on the surface, to see.
It’s silly to talk your ear off
(amazing, that this came into your head).

BIJVOEGLIJK GEDICHT

Een wonderbaarlijke lente, warm, vochtig
en vol verlichte bomen
in allerlei kleuren, hoewel nog niet duidelijk is
welke, behalve de rododendron, die hoe dan ook
zijn gezicht bewaart, het is maar een struik,
en de uitlopende ahornblaadjes.
Wel, en het groen in de bloembedden, dat zelfs ’s nachts
groen is. ‘In het donker ook?’
In het donker ook. Het zijn wonderbaarlijke,
domme en op zo’n duister moment doorzichtige
dagen, want in het begin zijn het toch dagen, en nachten,
want ook nachten. Hoe kom je erbij, ik heb er helemaal niet genoeg van.
Hoewel natuurlijk in huis de wortels van de sering
langzaam richting jouw hoofd kruipen
en de bloemen van de sering al beginnen te bloeien en gaan hangen
door de zon, ook vanaf het hoofd.
Het vocht droogt op of trekt weg en de zon
schittert nu op de deksels van vuilnisbakken
en de bekken van putten, maar uiteraard alleen overdag.
Het is weinig serieus aan één stuk door te praten, te praten
zonder in feite iets te zeggen te hebben
hoogstens oppervlakkig, tot ziens.
Het is dom je de oren van het hoofd te laten kletsen
(wonderbaarlijk, dat je daaraan moest denken.)

WIERSZ PRZYMIOTNIKOWY

Zdumiewająca wiosna, ciepła, wilgotna
i pełna podświetlonych drzew
w różnych kolorach, choć nie wiadomo jeszcze
jakich, poza rododendronem, co tak czy owak
trzyma fason, ale to tylko krzak,
i wykluwającymi się listkami klonu.
No i zielenią w klombach, co jest zielona
nawet w nocy. „Po ciemku też?”
Po ciemku też. Zdumiewające,
głupie i przejrzyste w takiej ciemnej chwili
dni, bo jednak na początek dni, i noce,
bo i noce. No skądże, wcale nie mam dość.
Choć oczywiście w domu korzenie bzu
powoli pełzną w stronę twojej głowy
a kwiaty bzu już zaczynają kwitnąć i opadać
z powodu słońca, też od strony głowy.
Wilgoć wysycha albo wsiąka i słońce
błyszczy sobie teraz na pokrywach od śmietników
i pyskach studni, ale rzecz jasna tylko w dzień.
To niepoważne bez ustanku mówić, mówić,
nie mając w gruncie rzeczy nic do powiedzenia
a co najwyżej na powierzchni, do zobaczenia.
To głupie, dać zagadać się na śmierć
(zdumiewające, że to przyszło ci do głowy).
Close

BIJVOEGLIJK GEDICHT

Een wonderbaarlijke lente, warm, vochtig
en vol verlichte bomen
in allerlei kleuren, hoewel nog niet duidelijk is
welke, behalve de rododendron, die hoe dan ook
zijn gezicht bewaart, het is maar een struik,
en de uitlopende ahornblaadjes.
Wel, en het groen in de bloembedden, dat zelfs ’s nachts
groen is. ‘In het donker ook?’
In het donker ook. Het zijn wonderbaarlijke,
domme en op zo’n duister moment doorzichtige
dagen, want in het begin zijn het toch dagen, en nachten,
want ook nachten. Hoe kom je erbij, ik heb er helemaal niet genoeg van.
Hoewel natuurlijk in huis de wortels van de sering
langzaam richting jouw hoofd kruipen
en de bloemen van de sering al beginnen te bloeien en gaan hangen
door de zon, ook vanaf het hoofd.
Het vocht droogt op of trekt weg en de zon
schittert nu op de deksels van vuilnisbakken
en de bekken van putten, maar uiteraard alleen overdag.
Het is weinig serieus aan één stuk door te praten, te praten
zonder in feite iets te zeggen te hebben
hoogstens oppervlakkig, tot ziens.
Het is dom je de oren van het hoofd te laten kletsen
(wonderbaarlijk, dat je daaraan moest denken.)

ADJECTIVAL POEM

Amazing spring, warm, humid
and full of backlit trees
in various colors, even if it’s still unclear
which ones, except for the rhodendron, which one way or another
stays in shape, though it’s just a bush,
and the unfurling leaves of the maple.
And the greenery in the flowerbeds, which is green
even at night. “Also in the dark?”
Also in the dark. Amazing,
silly, and even in such dark moments lucid
days, because for starters, days, and nights,
because of nights. Not at all, I’ve had nowhere near enough.
Though of course at home the lilac’s roots
slowly snake their way toward your head,
and the lilacs already begin to bloom and fall
on account of the sun, also at the head.
The humidity dries or seeps in, and the sun
shines now on the lids of garbage cans
and snouts of wells, but clearly only by day.
It’s foolish to talk and talk without stopping,
without, at bottom, having anything to say,
at most only on the surface, to see.
It’s silly to talk your ear off
(amazing, that this came into your head).
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère