Poetry International Poetry International
Gedicht

Maria Barnas

The Scythe

The flatlands inhale. Roots scrat for a grasp
on thin air, a gasp against the window.
A train drags all the landscape in its wake.

A field is skinned like elastoplast from skin,
and all its boundaries are undone,
and in the pocket at his breast a scythe.

Bushes are turned out, the quickening grass
at the verge is frisked. Clouds lump a trembling sky
in his windpipe. And all the bends shriek.

But it’s not down to the hills that there is
this, nor to the charging lake, that there is
this drubbing of blood behind the temples.

The Scythe scores this out: I have lost the notes
and what will I do to make them out
in a land deaf as stones to itself?

He balls up the shade-barred Eden printed
on his bag; his fingers bleed a black bloom.
And all and every leaf a sharp demand.

De zeis

De zeis

Het vlakke land ritselt. Boomwortels graaien
naar houvast in de lucht, een zucht tegen het raam.
De trein sleurt een landschap achter zich aan.

Het weiland wordt als klittenband van een koffer
gescheurd, omheiningen losgerukt
en in zijn binnenzak een zeis.

Struiken leeggeschud, het snellende bermgras
doorzocht. De wolken proppen een haperende
hemel in zijn keel. En de bochten kermen.

Maar het ligt niet aan de heuvels
of aan het aangewakkerde meer dat bonkt
van bloed achter de slapen.

De zeis schrijft ik ben de noten kwijt.
Hoe kan ik ze vinden in een land
dat zichzelf niet horen kan?

Hij verfrommelt een tas waar een paradijs
op staat met strepen. Zijn vingers bloeden
een zwarte bloem. Elk blad een harde eis.
Close

De zeis

Het vlakke land ritselt. Boomwortels graaien
naar houvast in de lucht, een zucht tegen het raam.
De trein sleurt een landschap achter zich aan.

Het weiland wordt als klittenband van een koffer
gescheurd, omheiningen losgerukt
en in zijn binnenzak een zeis.

Struiken leeggeschud, het snellende bermgras
doorzocht. De wolken proppen een haperende
hemel in zijn keel. En de bochten kermen.

Maar het ligt niet aan de heuvels
of aan het aangewakkerde meer dat bonkt
van bloed achter de slapen.

De zeis schrijft ik ben de noten kwijt.
Hoe kan ik ze vinden in een land
dat zichzelf niet horen kan?

Hij verfrommelt een tas waar een paradijs
op staat met strepen. Zijn vingers bloeden
een zwarte bloem. Elk blad een harde eis.

The Scythe

The flatlands inhale. Roots scrat for a grasp
on thin air, a gasp against the window.
A train drags all the landscape in its wake.

A field is skinned like elastoplast from skin,
and all its boundaries are undone,
and in the pocket at his breast a scythe.

Bushes are turned out, the quickening grass
at the verge is frisked. Clouds lump a trembling sky
in his windpipe. And all the bends shriek.

But it’s not down to the hills that there is
this, nor to the charging lake, that there is
this drubbing of blood behind the temples.

The Scythe scores this out: I have lost the notes
and what will I do to make them out
in a land deaf as stones to itself?

He balls up the shade-barred Eden printed
on his bag; his fingers bleed a black bloom.
And all and every leaf a sharp demand.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère