Poetry International Poetry International
Gedicht

Menno Wigman

AT THE CORPORATION COFFIN OF MRS. P.

Asleep? Asleep. At over eighty-three, 
    and having combed her hair each year three hundred
and sixty-five times, and paced the town 
    on goodness knows how many pairs of shoes,
with time and again those laces, forks, spoons,
    people, what people, where then, she’s asleep.

Asleep and I, morbid as I am, think of
    her comb, nail-scissors and her eyebrow pencil,
how her night lotion, bank card, juncture all
    have been discarded, been erased. And this,
this shame-faced lugging is a funeral?
    As if unnoticed you mislay a coin,

forget your paper on some weary station.
    Call it tragedy, call it rhythm, time,
that filthy carnivor, ensures there is an end
    that stinks. But now she is asleep, asleep.
So tuck her in and make sure that her weary feet
             no more will ever tread the street.

BIJ DE GEMEENTEKIST VAN MEVROUW P.

BIJ DE GEMEENTEKIST VAN MEVROUW P.

Slaapt ze? Ze slaapt. Na drieëntachtig jaar,
    driehonderdvijfenzestig keer per jaar.
haar haar gekamd te hebben, op ik weet niet hoeveel
    schoenen door de stad te zijn gelopen,
steeds maar weer die veters, vorken, lepels,
    mensen, wat voor mensen, waar dan, slaapt ze.

Ze slaapt en ik, morbide als ik ben, denk aan
    haar kam, haar nagelschaar en wenkbrauwstift,
hoe alles, nachtcrème, bankpas, tijdsgewricht,
    wordt weggeworpen, uitgewist. En dit,
is dit beschaamde slepen een begrafenis?
    Alsof je ongemerkt een munt verliest,

op een verveeld station je krant vergeet, zoiets.
    Noem het tragiek, noem het ritme, de tijd,
die vuile carnivoor, zorgt steevast voor een eind
    dat stinkt. Maar ze slaapt nu, ze slaapt.
Dus dek haar toe en zorg dat haar vermoeide voeten
             nooit meer de straat op hoeven.
Close

BIJ DE GEMEENTEKIST VAN MEVROUW P.

Slaapt ze? Ze slaapt. Na drieëntachtig jaar,
    driehonderdvijfenzestig keer per jaar.
haar haar gekamd te hebben, op ik weet niet hoeveel
    schoenen door de stad te zijn gelopen,
steeds maar weer die veters, vorken, lepels,
    mensen, wat voor mensen, waar dan, slaapt ze.

Ze slaapt en ik, morbide als ik ben, denk aan
    haar kam, haar nagelschaar en wenkbrauwstift,
hoe alles, nachtcrème, bankpas, tijdsgewricht,
    wordt weggeworpen, uitgewist. En dit,
is dit beschaamde slepen een begrafenis?
    Alsof je ongemerkt een munt verliest,

op een verveeld station je krant vergeet, zoiets.
    Noem het tragiek, noem het ritme, de tijd,
die vuile carnivoor, zorgt steevast voor een eind
    dat stinkt. Maar ze slaapt nu, ze slaapt.
Dus dek haar toe en zorg dat haar vermoeide voeten
             nooit meer de straat op hoeven.

AT THE CORPORATION COFFIN OF MRS. P.

Asleep? Asleep. At over eighty-three, 
    and having combed her hair each year three hundred
and sixty-five times, and paced the town 
    on goodness knows how many pairs of shoes,
with time and again those laces, forks, spoons,
    people, what people, where then, she’s asleep.

Asleep and I, morbid as I am, think of
    her comb, nail-scissors and her eyebrow pencil,
how her night lotion, bank card, juncture all
    have been discarded, been erased. And this,
this shame-faced lugging is a funeral?
    As if unnoticed you mislay a coin,

forget your paper on some weary station.
    Call it tragedy, call it rhythm, time,
that filthy carnivor, ensures there is an end
    that stinks. But now she is asleep, asleep.
So tuck her in and make sure that her weary feet
             no more will ever tread the street.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère