Poem
Ilja Leonard Pfeijffer
40
40
40
Dus ik weer naar de City Snack. Een berenlulmet open ruggetje, plus van dat ene spul,
maar zonder sla, een blikkie bier, een kaassoufflé
en als je zegt van kapsalon, zeg ik geen nee.
We leven maar één keer, toch? En een man moet vreten.
Met sambal. Zeker weten. Om hier op te eten.
Dan zet ik vast een tweede blikkie in de wacht.
En maak dit briefje klein. Want zie je hoe ze lacht?
Ze staat, verdomd als het niet waar is, weer op geven.
Ik zie dat, hè. Zoals die knipperlichies beven
als ik hier met mijn zatte kanis binnenkomp.
Dat is gevoel, hè. Dat ik op mijn botte klomp
ken aanvoelen wat zij het liefst van mij verwacht.
Wat zeg je? Ha! Dat zei het vrouwtje ook vannacht.
Dat is een goeie. Dus. Maak jij dit briefje klein?
Dan laat ik een paar vruchtjes rollen voor de gein.
Het gaat om rijm. Eén keer is niks. Twee keer is waar.
Het wordt gespiegeld. Denk maar aan de evenaar.
De samenhang. Wat ik naar boven transporteer,
moet onder worden waargemaakt. Voor elke keer
dat ik een rol vastzet, denk ik aan symmetrie.
Een kers is toeval als een echte kers. Maar drie
beginnen zin te krijgen als je die drie door
wilt spelen. En dat wil je, want daar sta je voor.
Kijk, ananassen. Zie je wel? Ik zei het toch?
Het gaat niet om het onderwerp, noch toeval, noch
de kans. Dat heeft met niets te maken. Het geheim
is de patronen zien en horen hoe het rijm
net ergens anders valt. Zo’n kast is een gedicht
waar telkens weer een nieuw verband wordt uitgelicht.
Zo’n kers betekent niks. Het woord ‘betekenis’
is sowieso verkeerd. Het is niets dan het is.
Want evenmin als een aquarium de zee
betekent, klinkt fruit met fruit op de fruitkast mee.
Zoals de hemel in een stille vijver past,
gebeurt wat er gebeurt bij gratie van de kast.
Dat is het mooie. Alles is gereduceerd.
Maar zij geeft niets als jij niet in haar investeert,
al staat ze nog zo snoeihard knipperend op geven.
Objecten in het zogenaamde echte leven
bestaan er maar op los, zonder verband. De rand
definieert de afgrond, zee het smalle strand,
de lijst het stilleven met levensechte dingen,
die pas in samenzang een zacht lied zullen zingen.
Zo zet de kast drie kekke kersen naast elkaar.
Dat zie je pas als jij het ziet. Je staart ernaar
en jij ervaart – hoe zeg ik dat? – een brok gevoel.
Je ziet de samenhang, en samenhang is doel
met vette knoflook in je smoel. En wat verwacht
je van de volgepiste straten van de nacht?
Ik zal je zeggen wat je daar verwacht: een stuk
herkenning. Zo van dat je hier op goed geluk
terechtkomp in de City Snack. En op je plek
zit jij met afzakbuik en ingevette bek
te balen dat je zelf je eigen kruk bezet.
Je gaat steeds eerder dan jezelf naar het toilet.
Ook dat is poëzie. Dat jij een tientje leent
aan iemand zoals jij, aan iemand die het meent
wanneer hij zegt dat alles hier op geven staat.
Iets doen is vaker een geloof dan een soort daad.
Verwachten is niet zien wat er geschreven staat.
Er staat niet wat er staat. De monden op de straat
gaan happend rond. Ze willen loempia’s in kelen,
alsmede meningen om luidkeels mee te delen
terwijl ze vette klauwen aan hun broek afvegen
en klatergoud van armoe pissen in de stegen.
Het heeft geen zin als het niet op de kast gebeurt
waar alles volgens een systeem is ingekleurd.
Je snapt het als je je aan alles overgeeft.
Dat is geen gok. Ook als je je op straat begeeft,
wil jij niet per se winnen, maar de lichies zien,
een kersje op de fiets, een bar, een ruitentien,
de nacht, de neonbalken van de City Snack
met binnen aan de gokkast een verlopen gek
die op je lijkt in trainingsbroek en hangbuikpens,
die met een bek vol knoflooksaus zegt dat de mens
in wezen tragisch is, als jij er oog voor heb.
Wie zegge, zegt met vette klep de volle mep,
of zegge niet. Zo hang ik er toevallig in.
Een gratis wijsheid voor het hele kutgezin
plus aanhang. Weet je wat? Doe nog maar een patat.
© 2015, Ilja Leonard Pfeijffer
From: Idyllen
Publisher: Arbeiderspers, Amsterdam
From: Idyllen
Publisher: Arbeiderspers, Amsterdam
Poems
Poems of Ilja Leonard Pfeijffer
Close
40
Dus ik weer naar de City Snack. Een berenlulmet open ruggetje, plus van dat ene spul,
maar zonder sla, een blikkie bier, een kaassoufflé
en als je zegt van kapsalon, zeg ik geen nee.
We leven maar één keer, toch? En een man moet vreten.
Met sambal. Zeker weten. Om hier op te eten.
Dan zet ik vast een tweede blikkie in de wacht.
En maak dit briefje klein. Want zie je hoe ze lacht?
Ze staat, verdomd als het niet waar is, weer op geven.
Ik zie dat, hè. Zoals die knipperlichies beven
als ik hier met mijn zatte kanis binnenkomp.
Dat is gevoel, hè. Dat ik op mijn botte klomp
ken aanvoelen wat zij het liefst van mij verwacht.
Wat zeg je? Ha! Dat zei het vrouwtje ook vannacht.
Dat is een goeie. Dus. Maak jij dit briefje klein?
Dan laat ik een paar vruchtjes rollen voor de gein.
Het gaat om rijm. Eén keer is niks. Twee keer is waar.
Het wordt gespiegeld. Denk maar aan de evenaar.
De samenhang. Wat ik naar boven transporteer,
moet onder worden waargemaakt. Voor elke keer
dat ik een rol vastzet, denk ik aan symmetrie.
Een kers is toeval als een echte kers. Maar drie
beginnen zin te krijgen als je die drie door
wilt spelen. En dat wil je, want daar sta je voor.
Kijk, ananassen. Zie je wel? Ik zei het toch?
Het gaat niet om het onderwerp, noch toeval, noch
de kans. Dat heeft met niets te maken. Het geheim
is de patronen zien en horen hoe het rijm
net ergens anders valt. Zo’n kast is een gedicht
waar telkens weer een nieuw verband wordt uitgelicht.
Zo’n kers betekent niks. Het woord ‘betekenis’
is sowieso verkeerd. Het is niets dan het is.
Want evenmin als een aquarium de zee
betekent, klinkt fruit met fruit op de fruitkast mee.
Zoals de hemel in een stille vijver past,
gebeurt wat er gebeurt bij gratie van de kast.
Dat is het mooie. Alles is gereduceerd.
Maar zij geeft niets als jij niet in haar investeert,
al staat ze nog zo snoeihard knipperend op geven.
Objecten in het zogenaamde echte leven
bestaan er maar op los, zonder verband. De rand
definieert de afgrond, zee het smalle strand,
de lijst het stilleven met levensechte dingen,
die pas in samenzang een zacht lied zullen zingen.
Zo zet de kast drie kekke kersen naast elkaar.
Dat zie je pas als jij het ziet. Je staart ernaar
en jij ervaart – hoe zeg ik dat? – een brok gevoel.
Je ziet de samenhang, en samenhang is doel
met vette knoflook in je smoel. En wat verwacht
je van de volgepiste straten van de nacht?
Ik zal je zeggen wat je daar verwacht: een stuk
herkenning. Zo van dat je hier op goed geluk
terechtkomp in de City Snack. En op je plek
zit jij met afzakbuik en ingevette bek
te balen dat je zelf je eigen kruk bezet.
Je gaat steeds eerder dan jezelf naar het toilet.
Ook dat is poëzie. Dat jij een tientje leent
aan iemand zoals jij, aan iemand die het meent
wanneer hij zegt dat alles hier op geven staat.
Iets doen is vaker een geloof dan een soort daad.
Verwachten is niet zien wat er geschreven staat.
Er staat niet wat er staat. De monden op de straat
gaan happend rond. Ze willen loempia’s in kelen,
alsmede meningen om luidkeels mee te delen
terwijl ze vette klauwen aan hun broek afvegen
en klatergoud van armoe pissen in de stegen.
Het heeft geen zin als het niet op de kast gebeurt
waar alles volgens een systeem is ingekleurd.
Je snapt het als je je aan alles overgeeft.
Dat is geen gok. Ook als je je op straat begeeft,
wil jij niet per se winnen, maar de lichies zien,
een kersje op de fiets, een bar, een ruitentien,
de nacht, de neonbalken van de City Snack
met binnen aan de gokkast een verlopen gek
die op je lijkt in trainingsbroek en hangbuikpens,
die met een bek vol knoflooksaus zegt dat de mens
in wezen tragisch is, als jij er oog voor heb.
Wie zegge, zegt met vette klep de volle mep,
of zegge niet. Zo hang ik er toevallig in.
Een gratis wijsheid voor het hele kutgezin
plus aanhang. Weet je wat? Doe nog maar een patat.
From: Idyllen
40
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère