Marije Langelaar
Marije Langelaar
Marije Langelaar (Goes, 1978) is beeldend kunstenaar en dichter. Literair trad ze op de voorgrond met De rivier als vlakte. Voor De schuur in ontving Langelaar de tweejaarlijkse Hugues C. Pernath-prijs, terwijl deze tweede bundel ook was genomineerd voor de Jo Peters Poëzieprijs en de J.C. Bloemprijs. Haar derde bundel, Vonkt, verscheen in 2017, werd bekroond met de Jan Campert-prijs en de Awater Poëzieprijs en werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs.
Langelaar brengt de natuurkrachten tussen mensen en tussen de mens en zijn omgeving onder woorden, en dat verloopt verre van idyllisch. In vitalistische, soms surrealistische gedichten raakt het sprookjesachtige aan het grimmige, de passie aan de dood: “liggend op zijn borst / verandert zijn lichaam in vloeistof, mijn benen zinken in zijn romp / mijn schouders gaan onder en al bijna mijn kop / ik neem in paniek nog een laatste hap adem / maar natuurlijk op het laatste moment vist hij mij met zijn schephanden / uit zichzelf”.
Haar debuut blinkt nog van licht, er wordt veel gefeest, maar ook gestopt met feesten. En er wordt vaak gevreeën. De natuur staat hiermee in nevenschikking of dient als metafoor.
In de tweede bundel kruipt Langelaar in de huid van onder andere een vruchtpit, een worm, grassprietjes of een steen. En als de mens aan bod komt, is hij vaak speelbal van grotere krachten, zoals in ‘Het meisje’: “Eerst grist de herfst de kleuren uit haar gezicht dan trekken de / organen wit weg.” De dood is prominenter aanwezig. De cursieve, readymadeachtige gedichten aan het begin van elke cyclus kaderen de gedichten in hun positie tegenover man en vrouw, bijvoorbeeld als volgt: “Werkwoorden waarmee vrouw als lijdend voorwerp geassocieerd is: / rand aan, verkracht, hertrouw met, bemin, grijp vast, neuk met, ransel af”.
De combinatie van een speelse verwondering met een vitaliteit totterdood maakt haar poëzie levend en broeierig. Licht en duisternis liggen dicht bij elkaar, waarbij het licht (de vrolijkheid, de extase) overheersen in De rivier als vlakte en in De schuur in het donker meer op de voorgrond komt. Met deze lichamelijke, ‘natuurlijke’ poëzie hoort Langelaar bij een hedendaagse Nederlandse stroming die de Vijftigerspoëzie van Lucebert nieuw leven inblaast.
Haar meest recente bundel Vonkt bezit een sterke, maar ook grillige, narratieve lijn. De verrassende, soms absurde, beelden en de altijd eigenzinnige, maar afgewogen taal trekken je de bundel in. Je stapt een wereld binnen die herkenbaar is in al haar ongemakkelijkheid, vreugde en slordigheid, maar die zich ook continu op sublieme wijze aan de wetten van de logica onttrekt en die ontregelt.
Bibliografie
Poëzie
Vonkt, De Arbeiderspers, 2017
De schuur in, De Arbeiderspers, 2009
De rivier als vlakte, De Arbeiderspers, 2003
Proza
In het jaar van de rode os, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2020