Gedicht
Jos De Haes
DELPHI IV
Washed up with the layer of today,bleeding over the slivers of schist,
we flow down asleep on our way,
our pores filled with seed and yeast.
Over the ribs of the hill,
the ledges and silver roofs raking,
a booze and marrow-filled gill,
made of shot and rays and waking.
Flaming mildew in the bore,
the astilbe’s bloody finger nodes
— and then just like an atom’s core
on our chalk mouths the syllable explodes,
lightning of the splitting word brew,
glowing bodkin carving ahead,
which pierces the tensed tongue through,
that leaf with blue veins so red.
O children, my pulp, the wounds I bear,
we who look each other in the eye
have always waked with the taste of blood there
of daily embodiment as time goes by.
© Translation: 2007, Paul Vincent
Delphi IV
Delphi IV
Aanspoelend met de laag van heden,bloedend over de schilfers schist,
vloeien wij slapend naar beneden,
de poriën vol zaad en gist.
Over de ribben van de berg,
de richels en de zilvren daken,
een stroom van alcohol en merg,
van schot en straling en ontwaken.
Vlammende schimmels in de stroom,
bloedvingers van de plant astilbe
— en dan ontploft als een atoom
op onze kalken mond de silbe,
bliksem van het splijtend woord,
gloeiende priem aan ’t kerven,
die de gespannen tong doorboort,
dat rode blad met blauwe nerven.
O kinderen, mijn pulp, mijn wonden,
wij die elkaar in de ogen zien
ontwaken met de bloedsmaak alle stonden
der dagelijkse vleeswording sindsdien.
© 1964, The Estate of Jos De Haes
From: Gedichten
Publisher: Lannoo/Atlas, Tielt/Amsterdam
From: Gedichten
Publisher: Lannoo/Atlas, Tielt/Amsterdam
Gedichten
Gedichten van Jos De Haes
Close
Delphi IV
Aanspoelend met de laag van heden,bloedend over de schilfers schist,
vloeien wij slapend naar beneden,
de poriën vol zaad en gist.
Over de ribben van de berg,
de richels en de zilvren daken,
een stroom van alcohol en merg,
van schot en straling en ontwaken.
Vlammende schimmels in de stroom,
bloedvingers van de plant astilbe
— en dan ontploft als een atoom
op onze kalken mond de silbe,
bliksem van het splijtend woord,
gloeiende priem aan ’t kerven,
die de gespannen tong doorboort,
dat rode blad met blauwe nerven.
O kinderen, mijn pulp, mijn wonden,
wij die elkaar in de ogen zien
ontwaken met de bloedsmaak alle stonden
der dagelijkse vleeswording sindsdien.
From: Gedichten
DELPHI IV
Washed up with the layer of today,bleeding over the slivers of schist,
we flow down asleep on our way,
our pores filled with seed and yeast.
Over the ribs of the hill,
the ledges and silver roofs raking,
a booze and marrow-filled gill,
made of shot and rays and waking.
Flaming mildew in the bore,
the astilbe’s bloody finger nodes
— and then just like an atom’s core
on our chalk mouths the syllable explodes,
lightning of the splitting word brew,
glowing bodkin carving ahead,
which pierces the tensed tongue through,
that leaf with blue veins so red.
O children, my pulp, the wounds I bear,
we who look each other in the eye
have always waked with the taste of blood there
of daily embodiment as time goes by.
© 2007, Paul Vincent
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère