Gedicht
Peer Wittenbols
PHANTOM SHAKER
No little finger, no ring fingercarries pistol of flesh.
My cousin Rini.
Cowboy of the Kempen.
And this is his song:
half a hump
half a clump
half a stump.
I (thirteen at last) have travelled a long, slow afternoon
to shake this hand. Here I am. Without fear.
It’s me: the Phantom Shaker.
Being able to hold this hand
is to feel a great warm beast.
Being able to grasp this hand
is to give death half a mitt,
is to congratulate life.
I beg you, Rini, tell me at last,
‘cause I’m thirteen at last
and promises are promises,
how did you lose your fingers?
‘In the war, lad. Not the war, another one . . . Or do I tell a lie?’
‘No, lad, it was a Giant Flemish rabbit, tall as a house.’
‘No, in the foul-mouthed vulva of a Greek girl who had to sneeze.
Half a hump
half a clump
half a stump.
‘Where are they now, Rini, your fingers? Your real ones? Your other real ones?
I swear I can keep a secret. Rini, I swear it with spit.
Between index and ring finger I swear.’
‘In a jar in the linen chest,
resting, in brandy. Swaying, waiting for daylight.’
‘When will I see them at last?
We’re getting so old, so old.’
‘May be opened and viewed
on payment of a packet
of Caballeros without filter,
roll up. Will you be there?
‘When? S’il vous please; when?’
‘This is when: Tuesday next year
when the barbed wire’s in bloom.’
© Translation: 2005, Paul Vincent
FANTOOMSCHUDDER
FANTOOMSCHUDDER
Mist pink, mist ringvingerdraagt pistool van vlees.
Mijn neef Rini.
Kojboj van de Kempen.
En dit is zijn lied:
halve homp
halve klomp
halve stomp.
Ik (eindelijk dertien) heb een lange, langzame middag gereisd
om deze hand te schudden. Hier ben ik. Zonder vrees.
Ik ben het: de Fantoomschudder.
Deze hand mogen vasthouden
is een groot en warm dier voelen.
Deze hand vast mogen houden
is de dood een halve poot geven,
het is het leven feliciteren.
Ik smeek je, Rini, zeg me eindelijk,
want eindelijk ben ik dertien
en afspraken zijn afspraken,
hoe ben jij je vingers verloren?
‘In de oorlog, jongen. Niet dé oorlog, een andere . . . Of lieg ik?’
‘Nee, jongen, het was een metershoge Vlaamse Reus.’
‘Nee, in de grofgebekte vulva van een Griekse die moest niesen.’
Halve homp
halve klomp
halve stomp.
‘Waar zijn ze nu, Rini, je vingers? Je echte? Je andere echte?
Ik zweer ik kan een geheim bewaren. Rini, ik zweer het met spuug.
Tussen wijsvinger en ringvinger zweer ik het.’
‘In een potje in de linnenkast,
rustend, op brandewijn. Wiegend, wachtend op daglicht.’
‘Wanneer zal ik ze eindelijk zien?
We worden oud, zo oud.’
‘Te openen en te bezichtigen
tegen betaling van een pakje
Caballero ohne filter,
komt allen. Ben je er dan?’
‘Wanneer? S.v.please; wanneer?’
‘Dit is wanneer: volgend jaar dinsdag
als het prikkeldraad in bloei staat.’
© 2004, Peer Wittenbols
From: Kop van het hoofd
Publisher: De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen
From: Kop van het hoofd
Publisher: De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen
Gedichten
Gedichten van Peer Wittenbols
Close
FANTOOMSCHUDDER
Mist pink, mist ringvingerdraagt pistool van vlees.
Mijn neef Rini.
Kojboj van de Kempen.
En dit is zijn lied:
halve homp
halve klomp
halve stomp.
Ik (eindelijk dertien) heb een lange, langzame middag gereisd
om deze hand te schudden. Hier ben ik. Zonder vrees.
Ik ben het: de Fantoomschudder.
Deze hand mogen vasthouden
is een groot en warm dier voelen.
Deze hand vast mogen houden
is de dood een halve poot geven,
het is het leven feliciteren.
Ik smeek je, Rini, zeg me eindelijk,
want eindelijk ben ik dertien
en afspraken zijn afspraken,
hoe ben jij je vingers verloren?
‘In de oorlog, jongen. Niet dé oorlog, een andere . . . Of lieg ik?’
‘Nee, jongen, het was een metershoge Vlaamse Reus.’
‘Nee, in de grofgebekte vulva van een Griekse die moest niesen.’
Halve homp
halve klomp
halve stomp.
‘Waar zijn ze nu, Rini, je vingers? Je echte? Je andere echte?
Ik zweer ik kan een geheim bewaren. Rini, ik zweer het met spuug.
Tussen wijsvinger en ringvinger zweer ik het.’
‘In een potje in de linnenkast,
rustend, op brandewijn. Wiegend, wachtend op daglicht.’
‘Wanneer zal ik ze eindelijk zien?
We worden oud, zo oud.’
‘Te openen en te bezichtigen
tegen betaling van een pakje
Caballero ohne filter,
komt allen. Ben je er dan?’
‘Wanneer? S.v.please; wanneer?’
‘Dit is wanneer: volgend jaar dinsdag
als het prikkeldraad in bloei staat.’
© 2004, Peer Wittenbols
From: Kop van het hoofd
Publisher: 2004, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen
From: Kop van het hoofd
Publisher: 2004, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen
PHANTOM SHAKER
No little finger, no ring fingercarries pistol of flesh.
My cousin Rini.
Cowboy of the Kempen.
And this is his song:
half a hump
half a clump
half a stump.
I (thirteen at last) have travelled a long, slow afternoon
to shake this hand. Here I am. Without fear.
It’s me: the Phantom Shaker.
Being able to hold this hand
is to feel a great warm beast.
Being able to grasp this hand
is to give death half a mitt,
is to congratulate life.
I beg you, Rini, tell me at last,
‘cause I’m thirteen at last
and promises are promises,
how did you lose your fingers?
‘In the war, lad. Not the war, another one . . . Or do I tell a lie?’
‘No, lad, it was a Giant Flemish rabbit, tall as a house.’
‘No, in the foul-mouthed vulva of a Greek girl who had to sneeze.
Half a hump
half a clump
half a stump.
‘Where are they now, Rini, your fingers? Your real ones? Your other real ones?
I swear I can keep a secret. Rini, I swear it with spit.
Between index and ring finger I swear.’
‘In a jar in the linen chest,
resting, in brandy. Swaying, waiting for daylight.’
‘When will I see them at last?
We’re getting so old, so old.’
‘May be opened and viewed
on payment of a packet
of Caballeros without filter,
roll up. Will you be there?
‘When? S’il vous please; when?’
‘This is when: Tuesday next year
when the barbed wire’s in bloom.’
© 2005, Paul Vincent
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère