Poetry International Poetry International
Gedicht

Kéchi Nne Nomu

LOSS MAP

VERLIESKAART

naar Ina Cariño

 

Om te groeien in de zes huizen 
en zijn middelste bomen terug te vinden.
De neven verruwd door oorlog. Een uitgebloede vlag
en een huis neigend richting zijn schaduw.
Maan binnendringend als koude lust, en kamerradio aan.
Om weer iedere kathedraal te betreden en de 
kerk van zelven te vinden in de fuga
van een eiland namiddag. Elke toevallige
aanraking loopt op richting de modderstegen 
die je daar brengen. En hoe dicht bij water 
de jongens uit de streek nog steeds lastigvallen bij rivieren 
hun mamiwata’s* aanroepen, dromen van totos*
en hun afwijzingen in het water sissen. 
En hoe je hier een vorm van terughoudendheid beoefent. Voornamelijk,
geleid in grote kamers. Een waarzegger legt
een nzu* in tongen gekruld voor de witte klomp:
zijn kalkachtige brij, en brave dochter, je kauwt, je staart niet
te lang in de wijsgerige ogen van de blinde
tachtigjarige opgekruld op een doorzakkend bed. Zijn handen op
je hoofd meten de omtrek van botten alsof
genoom, dode sterren, afkomst wordt ingebeeld. Veelstemmigen,
mensen buiten blijven passeren door de nauwe wegen komend
of gaand. Stof, de trage carrousel reist door 
de lichtbundels in elke kamer met de verwanten. Alles wat gezegd wordt beroert
rode muziek van herinnering. De blauwe nacht van je geest behoudt
zijn ongedifferentieerde kern. De mistjaren. Het jaar van tienerhoofden
die de grafietgrafsteen van een patriarch beschaduwden. 
Hoe je zelfs niet als je zou willen, kan waden door wolken 
om er iets van te oogsten: een God, schone lucht, geschiedenis, verloren afkomst.

LOSS MAP

After Ina Carino

 

To grow in the six houses  
and find again its middle trees. 
The cousins roughed by war. A bled-out flag  
and a house bent towards its shadow.  
Moon entering as cold lust, and room radio on.   
To enter again any cathedral and find  
the church of selves in the fugue
of an island afternoon. Every accidental  
touch walking up the mud alleys  
that bring you there. And how near water  
the area-boys still heckle by rivers  
calling their mamiwatas, dreaming totos
and hissing their rejections into the water.
And how you practice a form of rectitude here. Mostly,
led into great rooms. A soothsayer placing  
an nzu in tongues arched for the white lump:  
its chalky mush, and good daughter, you chew, you do not  
stare too long into the sage eyes of the blind  
octogenarian curled into a sagged bed. His hands on
your head measure its circumference of bones as if imagining  
genome, dead stars, lineage. Many-voiced,
people outside keep passing through the tight roads returning
or leaving. Dust, the slow carousel traveling the light  
beams in each room with the relatives. Everything said stirring
memory’s red music. The blue night of your mind retaining
its undifferentiated core. The fog years. The year of teenaged heads  
shadowing the graphite gravestone of a patriarch.  
How you couldn’t even if you wanted to, wade through clouds  
to reap any of it: a God, clean air, history, lost lineage.

Close

VERLIESKAART

naar Ina Cariño

 

Om te groeien in de zes huizen 
en zijn middelste bomen terug te vinden.
De neven verruwd door oorlog. Een uitgebloede vlag
en een huis neigend richting zijn schaduw.
Maan binnendringend als koude lust, en kamerradio aan.
Om weer iedere kathedraal te betreden en de 
kerk van zelven te vinden in de fuga
van een eiland namiddag. Elke toevallige
aanraking loopt op richting de modderstegen 
die je daar brengen. En hoe dicht bij water 
de jongens uit de streek nog steeds lastigvallen bij rivieren 
hun mamiwata’s* aanroepen, dromen van totos*
en hun afwijzingen in het water sissen. 
En hoe je hier een vorm van terughoudendheid beoefent. Voornamelijk,
geleid in grote kamers. Een waarzegger legt
een nzu* in tongen gekruld voor de witte klomp:
zijn kalkachtige brij, en brave dochter, je kauwt, je staart niet
te lang in de wijsgerige ogen van de blinde
tachtigjarige opgekruld op een doorzakkend bed. Zijn handen op
je hoofd meten de omtrek van botten alsof
genoom, dode sterren, afkomst wordt ingebeeld. Veelstemmigen,
mensen buiten blijven passeren door de nauwe wegen komend
of gaand. Stof, de trage carrousel reist door 
de lichtbundels in elke kamer met de verwanten. Alles wat gezegd wordt beroert
rode muziek van herinnering. De blauwe nacht van je geest behoudt
zijn ongedifferentieerde kern. De mistjaren. Het jaar van tienerhoofden
die de grafietgrafsteen van een patriarch beschaduwden. 
Hoe je zelfs niet als je zou willen, kan waden door wolken 
om er iets van te oogsten: een God, schone lucht, geschiedenis, verloren afkomst.

LOSS MAP

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère