Gedicht
Dean Bowen
Allison\'s mindmap
Allison\'s mindmap
i/en ze vragen wie…
dus ik spreek van een jongen, nee ik spreek van een lichaam
dat het tussenin balanceert
niet in staat aan de politiek van het bestaan te ontsnappen
ik zeg ze, dat ik weet
hoe een enkele druppel bloed de aarde revitaliseert
tot die openbreekt om ruimte te maken voor de stemmen van
onze voorvaders, ontkent
hoe geweld geërfd wordt door dichters, zoals de rouw mijn huid
bewoont als kankerachtige bomen in Stellenbosch
hoe ik mijzelf rond dit trauma wikkel omdat het gebouwd is op
de rug van vrouwen, omdat het altijd gebouwd is op de rug van vrouwen
die hun zonen willen sparen
ik vertel ze over intimiteit die continenten overspant
een enkele rug delend omdat we de pagina’s uit dit boek delen, heilig,
en dat ik niet in god geloof
er zijn grenzen aan mijn verbeelding.
en ik verdrink alweer in deze naamloze stemmen
die me toespreken in het Nederlands, Afrikaans, Xhosa, Engels
en zoveel meer. opbouwen is
je lichaam opofferen, een fundering zijn voor
het helen van jouw kinders kinderen en hier ben ik
komen opdagen
ii/
ze vragen mij wat…
en ik vertel ze hoe herinneringen ontvouwen in heilige ruimten
en de schaduw van een leeuwenkop
zeg ze dat weerstand een ruwe oppervlakte is ontworteld
uit de botten van samengevoegde stammen
wat wil zeggen de bladzijde van een dichter
wat wil zeggen dat weerstand geboren is vanuit het kerkhof archief
uit ons DNA geëtst
de vele manieren waarop wij onszelf een verleden maken
en spreken over dekolonisatie, bevestigen de claims
die onze geesten opeisen, onze harten, onze zielen, de essentie
en dit beest draagt vele namen
het heet verkrachting
en het heet paswetten
en het heet kogel en zwart gevaar
en het heet wit
het heette altijd al wit
het noemde ons zwart of gekleurd
en het draagt de naam van 7000 kinderen
tot arbeid gedwongen
en
ik vraag me af
wanneer wordt een gedicht een zelfmoordbrief, grafrede
wanneer wordt een keel een wensput
ik biecht het op, ik taste mijn tong aan met zout water rouwend
op de drempel van een faculteit gebouwd op gestolen vlakten
te vroeg om die exodus van zwarte lichamen te aanschouwen
ik zeg ze dat ik mijn lichaam kantel om niet te overvloeien
iii/
ze vragen mij waarom…
en ik wijs naar een verkeersbord dat herkenbaar is
in mijn natuurlijke geadopteerde tongval
een taal die altijd een manier vond om
mijn onbekende verwarring te Anderen
maar het resoneert zo goed in mijn pijnreceptoren
ik spreek van een schuld die ik kom innen
een herinnering die is ingebed in de stilte van het gebed
van een moeder
ik vertel ze van de schaamte die ik voel in mijn falen niet-
westerse namen te onthouden. het spijt me
het spijt me
iv/
en ze vragen mij waar…
en ik claim geen land
weiger de mechanismes van een geteisterde geest te reproduceren
leer de rituelen van de instanties die goddelijkheid schonken
aan onze uitwissing af
ik mompel een oud adagium
iets over klokken en huizen
zeg ze
niet waar ik vandaan maar waar ik hoor
omdat
ik van deze gemeenschappen ben op mijn netvlies gebrand
zodat ik ze kan zien als ik vrees voor mijn leven
wanneer ik vrees voor het jouwe
ik ben van de gronden van Rotterdam en Paramaribo en Linden en Kaapstad
elke thuis is een schoot die een nieuwe mij werpt
v/
ze vragen mij wanneer…
en ik zeg ze dat ik het niet weet
dat ik het ritme van een continu veranderende soort niet ken
niet weet hoe lichamen te coderen
voorbij hun oorspronkelijke implicaties
ik geloof dat het de tijdsspanne is tussen wanneer
een gebalde vuist in protest een wapen wordt, of
een reden om te rennen, te sterven,
om weinig meer te zijn dan een minzame vermelding in een krant
een oprakelend gesprek tussen vrienden
of een gedicht
ik wil geloven dat de tijd zal leren maar de tijd
heeft eerder gelogen,
heeft een begin van de geschiedenis gegeven van het land
van de eerste mensen beginnend op 6 april 1652
ontdekking als plundering
een geschiedenis kan een verraderlijk ding zijn
vi/
en ze vragen ons hoe…
en we antwoorden
zo
© Vertaling: 2018, Dean Bowen
From: Bokman
Publisher: 2018, Jurgen Maas, Amsterdam
From: Bokman
Publisher: 2018, Jurgen Maas, Amsterdam
Allison\'s mindmap
i/and they ask me who...
so I speak of a boy, no I speak of a body negotiating
the in between not able to escape the politics of an existence
I tell them I know
how a single drop of blood revitalizes earth
to the point where it breaks open to make room for the voices of
our ancestors, negated
how violence is inherited by poets, like grief inhabits my skin
like cancerous trees in Stellenbosch
how I wrap myself around this trauma because it was built on
the backs of women because it is always built on the backs of women
who want to spare their sons
I tell them of intimacy spanning continents
sharing a single spine because we share the pages of this book, holy,
and that I do not believe in god
there are limits to my imagination
and I'm drowning already in these unnamed voices
who speak to me in Nederlands, Afrikaans, Xhosa, English
and so much more. to build up
is to sacrifice your body to be a foundation for
the healing of your children's children and here I am
showing up
ii/
they ask me what…
and I tell them how memory unfolds in sacred spaces
and the shadow of a lion’s head
tell them resistance is a jagged surface uprooted
from the bones of conflated tribes
which is to say a poet’s page
which is to say resistance is born out of the graveyard archive
etched out of our DNA
the many ways we past tense ourselves
talking about decolonization, affirming the claims lain
on our minds, our hearts, our souls, the very essence
and this beast carries many names
it's called rape
and it is called pass laws
and it is called bullet and zwart gevaar
and it is called white
it has always been called white
it has named us black and colored
and it carries the names of 7000 children
indentured
and
I wonder
when does a poem become a suicide note, eulogy
when does a throat become a wishing well
I confess, I corroded my tongue with salt water mourning
on the doorstepof a faculty built on stolen flats
too early to witness that black body exodus
I tell them I tilt my body to keep from overfilling
iii/
they ask me why…
and I point towards street signs that read familiar
in my native adopted tongue
a language that has always found a way of
othering my confusion not ringing familiar,
though it resonates so well with my pain receptors
I speak of a debt I've come to collect
a memory imbedded in the silence of a mother’s prayer
I tell them of the shame I feel in my failing to remember non-
westernized names. I am sorry
I'm sorry
iv/
and they ask me where…
and I claim no lands
refusing to reproduce the mechanisms of an afflicted spirit
unlearning rituals of the institutions that bestowed divinity
upon our erasure
I mumble an old adage
something to do with homes and hearts
tell them
not where I am from but where I belong
because
I am of these communities seared behind my eyelids
so I can see them when I fear for my life
when I fear for yours
I am of the soils of Rotterdam and Paramaribo and Linden and Cape Town
each home is a womb birthing another me
v/
they ask me when…
and I tell them I don't know
that I don't know the rhythm of an ever evolving species
don't know how to codify bodies
beyond their initial implications
I believe it to be the timespan between when
a clenched fist protesting becomes a weapon, becomes
a reason to run, to die,
to be little more than an offhanded mention in a newspaper
a conversation amongst friends remembering
or a poem
I want to believe time will tell but time has lied before,
has given a history of the land of the first people
starting the 6th of April 1652
discovery as plunder
a history can be a treacherous thing
vi/
and they ask us how…
and we answer
like this
From: Bokman
Publisher: Jurgen Maas, Amsterdam
Publisher: Jurgen Maas, Amsterdam
Gedichten
Gedichten van Dean Bowen
Close
Allison\'s mindmap
i/en ze vragen wie…
dus ik spreek van een jongen, nee ik spreek van een lichaam
dat het tussenin balanceert
niet in staat aan de politiek van het bestaan te ontsnappen
ik zeg ze, dat ik weet
hoe een enkele druppel bloed de aarde revitaliseert
tot die openbreekt om ruimte te maken voor de stemmen van
onze voorvaders, ontkent
hoe geweld geërfd wordt door dichters, zoals de rouw mijn huid
bewoont als kankerachtige bomen in Stellenbosch
hoe ik mijzelf rond dit trauma wikkel omdat het gebouwd is op
de rug van vrouwen, omdat het altijd gebouwd is op de rug van vrouwen
die hun zonen willen sparen
ik vertel ze over intimiteit die continenten overspant
een enkele rug delend omdat we de pagina’s uit dit boek delen, heilig,
en dat ik niet in god geloof
er zijn grenzen aan mijn verbeelding.
en ik verdrink alweer in deze naamloze stemmen
die me toespreken in het Nederlands, Afrikaans, Xhosa, Engels
en zoveel meer. opbouwen is
je lichaam opofferen, een fundering zijn voor
het helen van jouw kinders kinderen en hier ben ik
komen opdagen
ii/
ze vragen mij wat…
en ik vertel ze hoe herinneringen ontvouwen in heilige ruimten
en de schaduw van een leeuwenkop
zeg ze dat weerstand een ruwe oppervlakte is ontworteld
uit de botten van samengevoegde stammen
wat wil zeggen de bladzijde van een dichter
wat wil zeggen dat weerstand geboren is vanuit het kerkhof archief
uit ons DNA geëtst
de vele manieren waarop wij onszelf een verleden maken
en spreken over dekolonisatie, bevestigen de claims
die onze geesten opeisen, onze harten, onze zielen, de essentie
en dit beest draagt vele namen
het heet verkrachting
en het heet paswetten
en het heet kogel en zwart gevaar
en het heet wit
het heette altijd al wit
het noemde ons zwart of gekleurd
en het draagt de naam van 7000 kinderen
tot arbeid gedwongen
en
ik vraag me af
wanneer wordt een gedicht een zelfmoordbrief, grafrede
wanneer wordt een keel een wensput
ik biecht het op, ik taste mijn tong aan met zout water rouwend
op de drempel van een faculteit gebouwd op gestolen vlakten
te vroeg om die exodus van zwarte lichamen te aanschouwen
ik zeg ze dat ik mijn lichaam kantel om niet te overvloeien
iii/
ze vragen mij waarom…
en ik wijs naar een verkeersbord dat herkenbaar is
in mijn natuurlijke geadopteerde tongval
een taal die altijd een manier vond om
mijn onbekende verwarring te Anderen
maar het resoneert zo goed in mijn pijnreceptoren
ik spreek van een schuld die ik kom innen
een herinnering die is ingebed in de stilte van het gebed
van een moeder
ik vertel ze van de schaamte die ik voel in mijn falen niet-
westerse namen te onthouden. het spijt me
het spijt me
iv/
en ze vragen mij waar…
en ik claim geen land
weiger de mechanismes van een geteisterde geest te reproduceren
leer de rituelen van de instanties die goddelijkheid schonken
aan onze uitwissing af
ik mompel een oud adagium
iets over klokken en huizen
zeg ze
niet waar ik vandaan maar waar ik hoor
omdat
ik van deze gemeenschappen ben op mijn netvlies gebrand
zodat ik ze kan zien als ik vrees voor mijn leven
wanneer ik vrees voor het jouwe
ik ben van de gronden van Rotterdam en Paramaribo en Linden en Kaapstad
elke thuis is een schoot die een nieuwe mij werpt
v/
ze vragen mij wanneer…
en ik zeg ze dat ik het niet weet
dat ik het ritme van een continu veranderende soort niet ken
niet weet hoe lichamen te coderen
voorbij hun oorspronkelijke implicaties
ik geloof dat het de tijdsspanne is tussen wanneer
een gebalde vuist in protest een wapen wordt, of
een reden om te rennen, te sterven,
om weinig meer te zijn dan een minzame vermelding in een krant
een oprakelend gesprek tussen vrienden
of een gedicht
ik wil geloven dat de tijd zal leren maar de tijd
heeft eerder gelogen,
heeft een begin van de geschiedenis gegeven van het land
van de eerste mensen beginnend op 6 april 1652
ontdekking als plundering
een geschiedenis kan een verraderlijk ding zijn
vi/
en ze vragen ons hoe…
en we antwoorden
zo
© 2018, Dean Bowen
From: Bokman
Publisher: 2018, Jurgen Maas, Amsterdam
From: Bokman
Publisher: 2018, Jurgen Maas, Amsterdam
Allison\'s mindmap
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère