Gedicht
Maud Vanhauwaert
We are parallel
A woman comes up to me. She says‘we are parallel, meeting at infinity,
let’s run’ _
Shall we wait? Shall we wait until
the children are big and the strawberries
red, they are too pale, too small, too hard.
Shall we wait until evening has come
and the night we still want to sleep on _
She hooks her arm through mine as an infinity symbol _
Shall we wait for a first step
so enormous you could pitch
a tent between our legs
where new children can camp,
strawberries can ripen and no one
can get around summer _
And we run. With our arms
we swing out a beat that suits us _
© Translation: 2016, David Colmer
Wij zijn evenwijdig
Wij zijn evenwijdig
Er komt een vrouw naar mij toe. Ze zegt‘wij zijn evenwijdig, raken elkaar in het
oneindige, laten we rennen’_
Zullen we wachten? Zullen we wachten
tot de kinderen groot zijn en de aardbeien
rood, ze zijn te bleek nog, te klein, te hard.
Zullen we wachten tot de avond valt
en de nacht waarover wij nog een keer
willen slapen _
tot de kinderen groot zijn en de aardbeien
rood, ze zijn te bleek nog, te klein, te hard.
Zullen we wachten tot de avond valt
en de nacht waarover wij nog een keer
willen slapen _
Ze haakt haar arm in de mijne tot een lemniscaat _
Zullen we wachten op een eerste stap
zo reusachtig dat je makkelijk een tent
tussen onze benen spant
waarin nieuwe kinderen kamperen,
aardbeien rijpen en niemand nog buiten
de zomer kan _
zo reusachtig dat je makkelijk een tent
tussen onze benen spant
waarin nieuwe kinderen kamperen,
aardbeien rijpen en niemand nog buiten
de zomer kan _
En we rennen. Met onze armen
zwaaien wij een maat die bij ons past _
From: Wij zijn evenwijdig
Publisher: Querido, Amsterdam
Publisher: Querido, Amsterdam
Gedichten
Gedichten van Maud Vanhauwaert
Close
Wij zijn evenwijdig
Er komt een vrouw naar mij toe. Ze zegt‘wij zijn evenwijdig, raken elkaar in het
oneindige, laten we rennen’_
Zullen we wachten? Zullen we wachten
tot de kinderen groot zijn en de aardbeien
rood, ze zijn te bleek nog, te klein, te hard.
Zullen we wachten tot de avond valt
en de nacht waarover wij nog een keer
willen slapen _
tot de kinderen groot zijn en de aardbeien
rood, ze zijn te bleek nog, te klein, te hard.
Zullen we wachten tot de avond valt
en de nacht waarover wij nog een keer
willen slapen _
Ze haakt haar arm in de mijne tot een lemniscaat _
Zullen we wachten op een eerste stap
zo reusachtig dat je makkelijk een tent
tussen onze benen spant
waarin nieuwe kinderen kamperen,
aardbeien rijpen en niemand nog buiten
de zomer kan _
zo reusachtig dat je makkelijk een tent
tussen onze benen spant
waarin nieuwe kinderen kamperen,
aardbeien rijpen en niemand nog buiten
de zomer kan _
En we rennen. Met onze armen
zwaaien wij een maat die bij ons past _
From: Wij zijn evenwijdig
Publisher: 2014, Querido, Amsterdam
Publisher: 2014, Querido, Amsterdam
We are parallel
A woman comes up to me. She says‘we are parallel, meeting at infinity,
let’s run’ _
Shall we wait? Shall we wait until
the children are big and the strawberries
red, they are too pale, too small, too hard.
Shall we wait until evening has come
and the night we still want to sleep on _
She hooks her arm through mine as an infinity symbol _
Shall we wait for a first step
so enormous you could pitch
a tent between our legs
where new children can camp,
strawberries can ripen and no one
can get around summer _
And we run. With our arms
we swing out a beat that suits us _
© 2016, David Colmer
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère