Poetry International Poetry International
Gedicht

Tomas Tranströmer

THE PALACE

We stepped in. A single vast hall,
silent and empty, where the surface of the floor lay
like an abandoned skating rink.
All doors shut. The air grey.

Paintings on the walls. We saw
pictures throng lifelessly: shields, scale-
pans, fishes, struggling figures
in a deaf and dumb world on the other side.

A sculpture was set out in the void:
in the middle of the hall alone a horse stood
but at first when we were absorbed
by all the emptiness we did not notice him.

Fainter than the breathing in a shell
sounds and voices from the town
circling in this desolate space
murmuring and seeking power.

Also something else. Something darkly
set itself at our senses’ five
thresholds without stepping over them.
Sand ran in every silent glass.

It was time to move. We walked
over to the horse. It was gigantic,
dark as iron. An image of power itself
abandoned when the princes left.

The horse spoke: ‘I am The Only One.
The emptiness that rode me I have thrown.
This is my stable. I am growing quietly.
And I eat the silence that’s in here.’

HET PALEIS

Wij traden binnen. Eén enorme zaal,
stil en leeg, het vloeroppervlak lag er
als een verlaten ijsbaan bij.
Alle deuren gesloten. De lucht grijs.

Schilderijen aan de muren. Je zag beelden
levenloos krioelen: schilden, weeg-
schalen, vissen, strijdende gestaltes
in een doofstomme wereld aan gene zijde.

In de leegte stond een standbeeld opgesteld:
eenzaam midden in de zaal een paard,
maar niet hem merkten wij als eerste op
toen wij bevangen raakten door al die leegte.

Zwakker dan het ruisen in een schelp
waren geluiden en stemmen uit de stad te horen
rondcirkelend in deze troosteloze ruimte,
murmelend op zoek naar een macht.

Ook nog iets anders. Iets duisters stelde zich
voor de drempels van onze vijfzintuigen op
zonder hen te overschrijden.
Zand liep in alle stille glazen.

Het was tijd om in beweging te komen. Wij liepen
naar het paard toe. Het was reusachtig,
zwart als ijzer. Een beeld van de macht zelf
dat overbleef toen de vorsten vertrokken waren.

Het paard sprak: ‘Ik ben de Enige.
De leegte die mij bereed heb ik afgeworpen.
Dit is mijn stal. Ik groei traag.
En ik vreet de stilte hierbinnen.’

PALATSET

Vi steg in. En enda väldig sal,
tyst och tom, där golvets yta låg
som en övergiven skridskois.
Alla dörrar stängda. Luften grå.

Målningar på väggarna. Man såg
bilder livlöst myllra: sköldar, våg-
skålar, fiskar, kämpande gestalter
i en dövstum värld på andra sidan.

En skulptur var utställd i det tomma:
ensam mitt i salen stod en häst,
men vi märkte honom inte först
när vi fångades av allt det tomma.

Svagare än suset i en snäcka
hördes ljud och röster ifrån staden
kretsande i detta öde rum,
sorlande och sökande en makt.

Också något annat. Något mörkt
ställde sig vid våra sinnens fem
trösklar utan att gå över dem.
Sanden rann i alla tysta glas.

Det var dags att röra sig. Vi gick
bort mot hästen. Den var jättelik,
svart som järn. En bild av makten själv
som blev kvar när furstarna gått bort.

Hästen talade: ‘Jag är den Ende.
Tomheten som red mig har jag kastat.
Detta är mitt stall. Jag växer sakta.
Och jag äter tystnaden härinne.’
Close

HET PALEIS

Wij traden binnen. Eén enorme zaal,
stil en leeg, het vloeroppervlak lag er
als een verlaten ijsbaan bij.
Alle deuren gesloten. De lucht grijs.

Schilderijen aan de muren. Je zag beelden
levenloos krioelen: schilden, weeg-
schalen, vissen, strijdende gestaltes
in een doofstomme wereld aan gene zijde.

In de leegte stond een standbeeld opgesteld:
eenzaam midden in de zaal een paard,
maar niet hem merkten wij als eerste op
toen wij bevangen raakten door al die leegte.

Zwakker dan het ruisen in een schelp
waren geluiden en stemmen uit de stad te horen
rondcirkelend in deze troosteloze ruimte,
murmelend op zoek naar een macht.

Ook nog iets anders. Iets duisters stelde zich
voor de drempels van onze vijfzintuigen op
zonder hen te overschrijden.
Zand liep in alle stille glazen.

Het was tijd om in beweging te komen. Wij liepen
naar het paard toe. Het was reusachtig,
zwart als ijzer. Een beeld van de macht zelf
dat overbleef toen de vorsten vertrokken waren.

Het paard sprak: ‘Ik ben de Enige.
De leegte die mij bereed heb ik afgeworpen.
Dit is mijn stal. Ik groei traag.
En ik vreet de stilte hierbinnen.’

THE PALACE

We stepped in. A single vast hall,
silent and empty, where the surface of the floor lay
like an abandoned skating rink.
All doors shut. The air grey.

Paintings on the walls. We saw
pictures throng lifelessly: shields, scale-
pans, fishes, struggling figures
in a deaf and dumb world on the other side.

A sculpture was set out in the void:
in the middle of the hall alone a horse stood
but at first when we were absorbed
by all the emptiness we did not notice him.

Fainter than the breathing in a shell
sounds and voices from the town
circling in this desolate space
murmuring and seeking power.

Also something else. Something darkly
set itself at our senses’ five
thresholds without stepping over them.
Sand ran in every silent glass.

It was time to move. We walked
over to the horse. It was gigantic,
dark as iron. An image of power itself
abandoned when the princes left.

The horse spoke: ‘I am The Only One.
The emptiness that rode me I have thrown.
This is my stable. I am growing quietly.
And I eat the silence that’s in here.’
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère