Gedicht
C.K. Williams
APES
APEN
Een tak van de chimpanseesoort, lees ik, kent iets als territoriale oorlogen,en als het . . . leger neem ik aan dat je het noemt, van de ene stam de vijand overwint en gevangenneemt,
‘houden verscheidene mannetjes een hand of een voet van de rivaal vast zodat het slachtoffer naar willekeur gekweld kan worden.’
Dit is zo verontrustend: als wezens met wie wij zoveel genen delen zo wreed kunnen zijn,
wat rest ons dan aan hoop? Niettemin, ‘rivaal’, ‘slachtoffer’, ’willekeur’ – doen zulke antropomorfe termen
de sociaalpolitieke conflicten van deze aapachtigen niet bruter klinken dan ze zijn?
De chimps die Catherine en ik zagen in hun eilandreservaat in Oeganda deden ons walgen.
Anders dan de vredelievende gorilla’s in het bos van Bwindi, vochten ze, krijsten krankzinnig,
het dominante mannetje heerste over de rest; ze leken al met al, te veel op ons.
Een ander eiland waar ik onlangs over las, daar waar Columbus op zijn laatste reis,
toen hij enige ‘Indianen’ tegenkwam die hem nieuwsgierig en met warmte groetten, noteerde,
alvorens hij ze ketende en gevangennam, ‘Ze weten niet eens hoe ze elkaar moeten doden.’
Ik heb het gevoel dat ik genoeg gelezen heb – op mijn leeftijd bevestigt het mijn droefheid maar.
Natuurlijk de kranten: oorlog, angst, marteling, corruptie – zijn als gebroken glas in de geest.
Ooit toen ik wist dat ik niets wist, las ik voortdurend, gedichten, romans, filosofie, mythe,
maar sloeg nauwelijks acht op het nieuws, er was een afstand tussen wat gebeuren kon
en het gedeelte van mijzelf waarmee ik voelde: nu voelt alles zo dichtbij dat ik nauwelijks kan bewegen.
De Analecta zeggen dat de mensen in de gouden eeuw niet wisten dat ze werden geregeerd; ze leefden slechts.
Heb ik misschien mijn eigen gouden eeuw geleefd en zelfs niet geweten dat ik er was?
Wat goud: kernraketten gericht op je hoofd, racisme, seksisme, verachting voor de armen.
En daar was ik, lezend. Wat leerde ik? Alles, niets, te weinig, te veel…
Precies genoeg om me hier te krijgen: een langschedelige, witharige aap met een boek, die nog steeds de bladzijden omslaat.
APES
One branch, I read, of a species of chimpanzees has something like territorial wars,and when the . . . army, I suppose you’d call it, of one tribe prevails and captures an enemy,“Several males hold a hand or foot of the rival so the victim can be damaged at will.”
This is so disquieting: if beings with whom we share so many genes can be this cruel,
what hope for us? Still, “rival,” “victim,” “will”—don’t such anthropomorphic terms
make those simians’ social-political conflicts sound more brutal than they are?
The chimps Catherine and I saw on their island sanctuary in Uganda we loathed.
Unlike the pacific gorillas in the forest of Bwindi, they fought, dementedly shrieked,
the dominant male lorded it over the rest; they were, in all, too much like us.
Another island from my recent reading, where Columbus, on his last voyage,
encountering some “Indians” who’d greeted him with curiosity and warmth, wrote,
before he chained and enslaved them, “They don’t even know how to kill each other.”
It’s occurred to me I’ve read enough—at my age all it does is confirm my sadness.
Surely the papers: war, terror, torture, corruption—they’re like broken glass in the mind.
Back when I knew I knew nothing, I read all the time, poems, novels, philosophy, myth,
but I hardly glanced at the news, there was a distance between what could happen
and the part of myself I felt with: now everything’s so tight against me I hardly can move.
The Analects say people in the golden age weren’t aware they were governed; they just lived.
Could I have passed through my own golden age and not even known I was there?
Some gold: nuclear rockets aimed at your head, racism, sexism, contempt for the poor.
And there I was, reading. What did I learn? Everything, nothing, too little, too much . . .
Just enough to get me here: a long-faced, white-haired ape with a book, still turning the page.
© 2010, C.K. Williams
From: Wait
Publisher: Farrar, Straus and Giroux, New York
From: Wait
Publisher: Farrar, Straus and Giroux, New York
Gedichten
Gedichten van C.K. Williams
Close
APEN
Een tak van de chimpanseesoort, lees ik, kent iets als territoriale oorlogen,en als het . . . leger neem ik aan dat je het noemt, van de ene stam de vijand overwint en gevangenneemt,
‘houden verscheidene mannetjes een hand of een voet van de rivaal vast zodat het slachtoffer naar willekeur gekweld kan worden.’
Dit is zo verontrustend: als wezens met wie wij zoveel genen delen zo wreed kunnen zijn,
wat rest ons dan aan hoop? Niettemin, ‘rivaal’, ‘slachtoffer’, ’willekeur’ – doen zulke antropomorfe termen
de sociaalpolitieke conflicten van deze aapachtigen niet bruter klinken dan ze zijn?
De chimps die Catherine en ik zagen in hun eilandreservaat in Oeganda deden ons walgen.
Anders dan de vredelievende gorilla’s in het bos van Bwindi, vochten ze, krijsten krankzinnig,
het dominante mannetje heerste over de rest; ze leken al met al, te veel op ons.
Een ander eiland waar ik onlangs over las, daar waar Columbus op zijn laatste reis,
toen hij enige ‘Indianen’ tegenkwam die hem nieuwsgierig en met warmte groetten, noteerde,
alvorens hij ze ketende en gevangennam, ‘Ze weten niet eens hoe ze elkaar moeten doden.’
Ik heb het gevoel dat ik genoeg gelezen heb – op mijn leeftijd bevestigt het mijn droefheid maar.
Natuurlijk de kranten: oorlog, angst, marteling, corruptie – zijn als gebroken glas in de geest.
Ooit toen ik wist dat ik niets wist, las ik voortdurend, gedichten, romans, filosofie, mythe,
maar sloeg nauwelijks acht op het nieuws, er was een afstand tussen wat gebeuren kon
en het gedeelte van mijzelf waarmee ik voelde: nu voelt alles zo dichtbij dat ik nauwelijks kan bewegen.
De Analecta zeggen dat de mensen in de gouden eeuw niet wisten dat ze werden geregeerd; ze leefden slechts.
Heb ik misschien mijn eigen gouden eeuw geleefd en zelfs niet geweten dat ik er was?
Wat goud: kernraketten gericht op je hoofd, racisme, seksisme, verachting voor de armen.
En daar was ik, lezend. Wat leerde ik? Alles, niets, te weinig, te veel…
Precies genoeg om me hier te krijgen: een langschedelige, witharige aap met een boek, die nog steeds de bladzijden omslaat.
From: Wait
APES
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère