Gedicht
Matthew Sweeney
FANS
FANS
Zeven paarden klommen uit de Wannsee aan walen draafden, druipend nog, naar het graf van Kleist.
Ze hinnikten en bogen even door hun voorpoten –
één paard klopte zachtjes met zijn hoef op de steen,
een ander stapte naar voren om aan de naam de likken.
Toen voelden ze, een voor een, hoe er een gewicht
op hun schouders plofte, en een por in de flanken
hen aanspoorde tot een blijde galop langs de oever
van het grote meer. Nee, zulk gehinnik werd
in geen eeuwen meer vernomen, bedacht een man
die drie blaffende terriërs uitliet. Telkens
wanneer er een paard terugkwam vertrok het volgende,
tot ze alle zeven de last van de ruiter hadden gevoeld.
Toen stelden ze zich in een kring rond het graf op
en brachten een zacht, ijl klinkend koor ten gehore,
voordat ze in gelid aftrokken om naast elkaar,
met geheven hoofden, terug te draven naar de plek
waar ze aan land waren gegaan en voor de ogen van
een groep joelende kinderen weer het water in te waden
en in V-formatie naar de verre overkant te zwemmen.
© Vertaling: 2009, Maarten Elzinga
FANS
Seven horses climbed out of the Wannseeand galloped, dripping, to Kleist’s grave.
They neighed and bent their forelegs –
one rapped the stone gently with a hoof.
another came forward to lick the name.
Then, one by one, they felt a weight
drop on their backs, and a jab in the side
poke them into a joyful canter along
the big lake’s bank. Such whinnying
had not been heard for centuries, thought
a man walking three barking terriers.
When each horse returned another left
till all seven had felt the rider’s weight
then they stood in a ring around the grave
to neigh a soft, high-pitched chorus
before pulling off in strict formation
to trot in a row, heads high, back to where
they’d left the water, wade in again,
watched by a group of shrieking kids, then
swim in an arc towards the farther shore.
© 2008, Matthew Sweeney
From: Poetry Review
From: Poetry Review
Gedichten
Gedichten van Matthew Sweeney
Close
FANS
Zeven paarden klommen uit de Wannsee aan walen draafden, druipend nog, naar het graf van Kleist.
Ze hinnikten en bogen even door hun voorpoten –
één paard klopte zachtjes met zijn hoef op de steen,
een ander stapte naar voren om aan de naam de likken.
Toen voelden ze, een voor een, hoe er een gewicht
op hun schouders plofte, en een por in de flanken
hen aanspoorde tot een blijde galop langs de oever
van het grote meer. Nee, zulk gehinnik werd
in geen eeuwen meer vernomen, bedacht een man
die drie blaffende terriërs uitliet. Telkens
wanneer er een paard terugkwam vertrok het volgende,
tot ze alle zeven de last van de ruiter hadden gevoeld.
Toen stelden ze zich in een kring rond het graf op
en brachten een zacht, ijl klinkend koor ten gehore,
voordat ze in gelid aftrokken om naast elkaar,
met geheven hoofden, terug te draven naar de plek
waar ze aan land waren gegaan en voor de ogen van
een groep joelende kinderen weer het water in te waden
en in V-formatie naar de verre overkant te zwemmen.
© 2009, Maarten Elzinga
From: Poetry Review
From: Poetry Review
FANS
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère