Gedicht
Hadewijch
Song 17
The new year is upon us now,and praise to God we all must sing.
He who finds love a joyful thing
and knows he has the strength to bow
to pain and freely undertake
to suffer always for love’s sake
shall eagerly welcome the spring.
He who wishes to serve love sublime
must serve with unbounded zest
and suffer in every season and time
if he is to thrive and be blessed
by the knowledge of love ever growing
and in love overflowing,
that stole his heart, his reason, his rhyme.
A new love and a new season,
together they wound to the core.
And this very newness the reason
my own heart is wounded and sore:
that this noble presence
in its subtle essence
eludes us – a distant shore.
To serve love in new seasons would
be new indeed – that noble art
few will embrace: few feel they should
find out what true love can impart.
Never will those cruel strangers know
how the season that I’ve longed for so
has stolen my heart.
© Translation: 2008, Judith Wilkinson
Lied 17
Lied 17
Het nieuwe jaar is aangebroken,God zij hiervoor geprezen.
De lente wordt met graagte verwelkomd door diegene
die van minne vreugde ontvangt,
en dan in zichzelf erkent
dat hij graag bereid is om voor hoge minne
te allen tijde pijn te doorstaan.
In alle seizoenen moet diegene lijden,
die edele minne wil dienen,
en moet hij zijn minnedienst vermeerderen,
als hij van haar voorspoed wil verkrijgen
en als hij wil ervaren
hoe de minne met minne mint,
die hem van zijn hart en verstand beroofde.
Een nieuw seizoen en nieuwe minne
slaan beide een wonde in hetzelfde hart.
Dat ik dit als iets nieuws ervaar,
dat heeft nu mijn hart verwond:
dat deze edele gestalte
in haar subtiele natuur
zo lang voor ons verborgen blijft.
Dat iemand in nieuwe seizoenen in minne zou dienen,
dat zou nu wel iets heel nieuws lijken.
Want men vindt nu maar weinig mensen
die naar de smaak van ware minne streven.
Want de wrede vreemden blijft onbekend
hoe het seizoen, waar ik altijd naar verlang,
mij van mijn hart heeft beroofd.
© 2008, Veerle Fraeters & Frank Willaert
From: Liederen
Publisher: Historische Uitgeverij, Groningen
From: Liederen
Publisher: Historische Uitgeverij, Groningen
Gedichten
Gedichten van Hadewijch
Close
Lied 17
Het nieuwe jaar is aangebroken,God zij hiervoor geprezen.
De lente wordt met graagte verwelkomd door diegene
die van minne vreugde ontvangt,
en dan in zichzelf erkent
dat hij graag bereid is om voor hoge minne
te allen tijde pijn te doorstaan.
In alle seizoenen moet diegene lijden,
die edele minne wil dienen,
en moet hij zijn minnedienst vermeerderen,
als hij van haar voorspoed wil verkrijgen
en als hij wil ervaren
hoe de minne met minne mint,
die hem van zijn hart en verstand beroofde.
Een nieuw seizoen en nieuwe minne
slaan beide een wonde in hetzelfde hart.
Dat ik dit als iets nieuws ervaar,
dat heeft nu mijn hart verwond:
dat deze edele gestalte
in haar subtiele natuur
zo lang voor ons verborgen blijft.
Dat iemand in nieuwe seizoenen in minne zou dienen,
dat zou nu wel iets heel nieuws lijken.
Want men vindt nu maar weinig mensen
die naar de smaak van ware minne streven.
Want de wrede vreemden blijft onbekend
hoe het seizoen, waar ik altijd naar verlang,
mij van mijn hart heeft beroofd.
© 2008, Veerle Fraeters & Frank Willaert
From: Liederen
Publisher: 2009, Historische Uitgeverij, Groningen
From: Liederen
Publisher: 2009, Historische Uitgeverij, Groningen
Song 17
The new year is upon us now,and praise to God we all must sing.
He who finds love a joyful thing
and knows he has the strength to bow
to pain and freely undertake
to suffer always for love’s sake
shall eagerly welcome the spring.
He who wishes to serve love sublime
must serve with unbounded zest
and suffer in every season and time
if he is to thrive and be blessed
by the knowledge of love ever growing
and in love overflowing,
that stole his heart, his reason, his rhyme.
A new love and a new season,
together they wound to the core.
And this very newness the reason
my own heart is wounded and sore:
that this noble presence
in its subtle essence
eludes us – a distant shore.
To serve love in new seasons would
be new indeed – that noble art
few will embrace: few feel they should
find out what true love can impart.
Never will those cruel strangers know
how the season that I’ve longed for so
has stolen my heart.
© 2008, Judith Wilkinson
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère