Gedicht
Danie Marais
BARCELONA - 2.5 YEARS LATER
We sit together in a restaurant, maybe for the last time.The name of the place is La Veronica –
rare minimalist chic in Barcelona’s gothic deal, at that:
lovely salad, a bottle of red wine and a bottle of water for us,
a marriage behind us
and your glasses are dark and your top is the red of war.
The chairs and tables are white white oblivion white.
My shirt is blue, a noisy Hawaian blue.
Some walls are red, your war-red,
and other walls are white white.
I don’t talk any more,
but your climb into one last battle –
You say
I shouldn’t ever dare to even start trying
to say anything to you
about new opportunities or a fresh start.
This is a crisis.
You’re suffering.
You’re right down there in the muck.
It is not a learning experience.
We should all go to Yugoslavia to learn
all about war and death and destruction.
You say, more softly now, another guy had also left you years ago
when the relationship, you thought, was okay.
“Er war auch ein lieber Kerl.
Menschen haben ihn gemocht.”
Yes, he was also a nice guy like me, you say,
but it afforded you a lot of pleasure
when you heard later
that he was always having problems with women,
you tell me and then close your mouth finally
into a thin, bitter line.
Frustrated, you twist the neck of a sugar sachet
so that white sugar falls slowly
onto the raving orange table cloth,
while you begin to cry behind your dark glasses.
I drink red wine and feel sick.
It’s harrowing to see you so,
but I don’t say anything
because I know you won’t listen.
I let you cry
because all I can really remember apparently
is a dwelling under the dome of a troubled sky,
a ‘Wohnung’, a hired place of loneliness
where people were always noisy and getting homesick,
where full-blast effort always came out at a drip,
where you had always already slept,
where only your poster of Betty Blue above the stereo
waited for me late at night to come home alone
and play her favourite razor sad songs.
I remember a marriage bed
where after a year or two
my love always had to wipe
its muddy feet or dry wet hair or clip nails or assume the position
for this like a dog on the ground
or outside on the balcony had to sleep,
while I came to lie beside you at night
like an insomniac soft-toy.
Gee, Schatzi, I swear I remember
a home and a marriage like
an elephant burial ground for dreams –
a place where love and potplants
had been left for dead.
But you stop crying,
look at the nearly empty bottle of wine,
the full bottle of water
and say thoughtfully, in a strange voice:
“Tja, irgendwie waren wir nie große Wassertrinker.”
And now my eyes swim
because yes, somehow we had not been great water drinkers,
in one way or another we were just not
never-ever whatever, somehow, anyway.
We drink the last few swigs of wine in silence –
the restaurant’s cool acid jazz
blowing blowing gone;
two heavily tattooed punks with skateboards under their arms
walking past the huge windows.
“La cuenta, por favor.”
© Translation: 2007, Richard Jürgens
Publisher: Poetry International Festival, Rotterdam, 2007
Publisher: Poetry International Festival, Rotterdam, 2007
BARCELONA TWEEËNEENHALF JAAR LATER
We zitten waarschijnlijk voor de laatste keer samen in een restaurant.Het etablissement heet La Veronica –
een en al minimalistische chic in de gothic deal van Barcelona, niet te min:
prachtige salades, een fles rode wijn en een fles water voor ons,
een huwelijk achter ons
je zonnebril is donker en je topje oorlogsrood.
De stoelen en tafels zijn wit wit oblivion wit.
Mijn overhemd is blauw, schreeuwerig Hawai-blauw.
Sommige muren zijn rood, jouw oorlogsrood,
en andere zijn wit wit.
Ik praat niet meer,
maar jij probeert het nog een laatste keer –
Je zegt
als ik het nog één keer waag om tegen jou
te beginnen over
nieuwe kansen of een nieuw begin.
Crisis!
Jij lijdt!
Jij zit diep in de put!
It is not a learning experience!
Moet iedereen soms naar Joegoslavië om te leren
wat oorlog en dood en verwoesting is, nou?!
Je zegt, zachter nu, dat een andere pief jaren geleden ook bij je is weggegaan
uit een verhouding stapte waarvan jij dacht dat hij oké was.
‘Er war auch ein lieber Kerl.
Menschen haben ihn gemocht.’
Ja, dat was ook een lieve vent, net als ik, zeg je,
maar het deed je veel plezier
toen je later hoorde,
dat hij steeds problemen had met vrouwen,
vertel je en je doet je mond stijf dicht
in een dunne, verbitterde streep.
Uit frustratie draai je een suikerzakje de nek om
zodat de witte suiker langzaam valt
op het raving oranje tafelkleed,
terwijl je begint te huilen achter je zonnebril.
Ik drink rode wijn tot ik er misselijk van word.
Het is afmattend om je zo te zien,
maar ik zeg niets meer
want je luistert toch niet.
Ik laat je maar huilen
want het enige dat me kennelijk goed bijblijft
is een flat op de bodem van een troebele hemel,
een ‘Wohnung’, een gehuurde eenzame stek
waar je altijd weer tekeer ging en heimwee kreeg
waar de douche ook op full blast altijd alleen maar drupte,
waar je altijd al sliep,
waar alleen die poster van je met Betty Blue boven de hi-fi
’s avonds laat op mij wachtte als ik alleen thuiskwam
en haar favourite razor sad songs draaide.
Ik herinner me een huwelijksbed
waar mijn geliefde na een jaar of twee
altijd eerst
moddervoeten moest afvegen natte haren moest drogen nagels moest knippen een houding
moest vinden voor ze als een hond op de grond
of buiten op het balkon moest slapen,
terwijl ik als een insomniac soft-toy
’s nachs naast je kwam liggen.
Jeetje, Schatzi, ik zweer het je ik herinner me
een appartement en een huwelijk als
een olifantenkerkhof voor dromen –
een plek waar liefde en potplanten
voor dood werden achtergelaten.
Maar je stopt met huilen,
kijkt naar de bijna lege fles wijn,
de volle fles water
en zegt in gedachten, met vreemde stem:
‘Tja, irgendwie waren wir nie große Wassertrinker.’
En nu zwemmen mijn ogen
want ja, somehow waren we nooit grote waterdrinkers,
op de een of andere manier waren we dat gewoon
nooit-ooit whatever, somehow, in elk geval, niet.
We drinken in stilte de laatste paar slokken wijn –
de cool acid jazz van het restaurant
blowing blowing gone;
twee heavily tattooed punks die met skateboard onder de arm
langs de grote ramen voorbij voorbij komen.
"La cuenta, por favor."
© Vertaling: 2007, Robert Dorsman
BARCELONA – 2 EN ‘N 1/2 JAAR LATER
Ons sit waarskynlik ’n laaste keer saam in ’n restaurant.Die plek se naam is La Veronica –
die ene minimalist chic in die gothic deal van Barcelona, nogal:
pragtige slaaie, ’n bottel rooi wyn en ‘n bottel water voor ons,
’n huwelik agter ons
en jou bril is donker en jou top is oorlogrooi.
Die stoele en tafels is wit wit oblivion wit.
My hemp is blou, raserig Hawaii-blou.
Party mure is rooi, jou oorlogrooi,
en ander mure is wit wit.
Ek praat nie meer nie,
maar jy klim nog ’n laaste slag in –
Jy sê
ek moenie dit ooit weer durf waag om vir jou
enige iets
van nuwe kanse of ‘n nuwe begin te sê nie.
Dit is ’n krisis!
Jy ly!
Jy is onder in die put!
It is not a learning experience!
Moet almal Joego-Slawië toe gaan om te leer
hoe oorlog en dood en verwoesting is, eh?!
Jy sê, sagter nou, ’n ander ou het jou jare gelede ook verlaat
in ’n verhouding, wat jy gedog het, okay was.
“Er war auch ein lieber Kerl.
Menschen haben ihn gemocht.”
Ja, hy was ook ’n liewe ou soos ek, sê jy,
maar dit het jou groot plesier verskaf
toe jy later gehoor het,
dat hy steeds probleme met vroue het,
vertel jy en maak jou mond eers finaal toe
in ’n dun, bitter lyn.
Uit frustrasie draai jy ’n suikersakkie nek om
sodat wit suiker stadig val
op die raving oranje tafeldoek,
terwyl jy begin huil agter jou donkerbril.
Ek drink rooi wyn en voel naar.
Dit is uitmergelend om jou so te sien,
maar ek sê niks meer nie
want ek weet jy luister nie.
Ek laat jou maar huil
want al wat ek skynbaar rêrig onthou
is ’n woonstel op die bodem van ’n troebel hemel,
’n ‘Wohnung’, ’n gehuurde eensaamplek
waar mens altyd weer raas en heimwee gekry het,
waar die stort op full blast altyd net gedrup het,
waar jy altyd reeds geslaap het,
waar net jou poster van Betty Blue bo die hi-fi
laatnag vir my gewag het om alleen huis toe te kom
en haar favourite razor sad songs te speel.
Ek onthou ’n huweliksbed
waar my liefde na ’n jaar of twee
altyd eers moes
moddervoete afvee of nat hare droog maak of naels sny of houding kry
voor dit soos ’n hond op die grond
of buite op die balkon moes slaap,
terwyl ek soos ’n insomniac soft-toy
snags langs jou kom lê het.
Jirre, Schatzi, ek sweer ek onthou
van ’n woonstel en ’n huwelik soos
’n olifantbegraafplaas vir drome –
’n plek waar liefde en potplante
vir dood agtergelaat is.
Maar jy hou op huil,
kyk na die byna leë bottel wyn,
die vol bottel water
en sê ingedagte, jou stem vreemd:
“Tja, irgendwie waren wir nie große Wassertrinker.”
En nou swem my oë
want ja, somehow was ons nooit groot waterdrinkers nie,
op een of anner manier was ons net nie
nooit-ooit whatever, somehow, in elk geval, nie.
Ons drink in stilte die laaste paar slukke wyn –
die restaurant se cool acid jazz
blowing blowing gone;
twee heavily tattooed punks wat skateboard onder die arm
langs die groot glasvensters verby verby kom.
“La cuenta, por favor.”
© 2006, Danie Marais
From: die buitenste ruimte
Publisher: Tafelberg, Cape Town
From: die buitenste ruimte
Publisher: Tafelberg, Cape Town
Gedichten
Gedichten van Danie Marais
Close
BARCELONA TWEEËNEENHALF JAAR LATER
We zitten waarschijnlijk voor de laatste keer samen in een restaurant.Het etablissement heet La Veronica –
een en al minimalistische chic in de gothic deal van Barcelona, niet te min:
prachtige salades, een fles rode wijn en een fles water voor ons,
een huwelijk achter ons
je zonnebril is donker en je topje oorlogsrood.
De stoelen en tafels zijn wit wit oblivion wit.
Mijn overhemd is blauw, schreeuwerig Hawai-blauw.
Sommige muren zijn rood, jouw oorlogsrood,
en andere zijn wit wit.
Ik praat niet meer,
maar jij probeert het nog een laatste keer –
Je zegt
als ik het nog één keer waag om tegen jou
te beginnen over
nieuwe kansen of een nieuw begin.
Crisis!
Jij lijdt!
Jij zit diep in de put!
It is not a learning experience!
Moet iedereen soms naar Joegoslavië om te leren
wat oorlog en dood en verwoesting is, nou?!
Je zegt, zachter nu, dat een andere pief jaren geleden ook bij je is weggegaan
uit een verhouding stapte waarvan jij dacht dat hij oké was.
‘Er war auch ein lieber Kerl.
Menschen haben ihn gemocht.’
Ja, dat was ook een lieve vent, net als ik, zeg je,
maar het deed je veel plezier
toen je later hoorde,
dat hij steeds problemen had met vrouwen,
vertel je en je doet je mond stijf dicht
in een dunne, verbitterde streep.
Uit frustratie draai je een suikerzakje de nek om
zodat de witte suiker langzaam valt
op het raving oranje tafelkleed,
terwijl je begint te huilen achter je zonnebril.
Ik drink rode wijn tot ik er misselijk van word.
Het is afmattend om je zo te zien,
maar ik zeg niets meer
want je luistert toch niet.
Ik laat je maar huilen
want het enige dat me kennelijk goed bijblijft
is een flat op de bodem van een troebele hemel,
een ‘Wohnung’, een gehuurde eenzame stek
waar je altijd weer tekeer ging en heimwee kreeg
waar de douche ook op full blast altijd alleen maar drupte,
waar je altijd al sliep,
waar alleen die poster van je met Betty Blue boven de hi-fi
’s avonds laat op mij wachtte als ik alleen thuiskwam
en haar favourite razor sad songs draaide.
Ik herinner me een huwelijksbed
waar mijn geliefde na een jaar of twee
altijd eerst
moddervoeten moest afvegen natte haren moest drogen nagels moest knippen een houding
moest vinden voor ze als een hond op de grond
of buiten op het balkon moest slapen,
terwijl ik als een insomniac soft-toy
’s nachs naast je kwam liggen.
Jeetje, Schatzi, ik zweer het je ik herinner me
een appartement en een huwelijk als
een olifantenkerkhof voor dromen –
een plek waar liefde en potplanten
voor dood werden achtergelaten.
Maar je stopt met huilen,
kijkt naar de bijna lege fles wijn,
de volle fles water
en zegt in gedachten, met vreemde stem:
‘Tja, irgendwie waren wir nie große Wassertrinker.’
En nu zwemmen mijn ogen
want ja, somehow waren we nooit grote waterdrinkers,
op de een of andere manier waren we dat gewoon
nooit-ooit whatever, somehow, in elk geval, niet.
We drinken in stilte de laatste paar slokken wijn –
de cool acid jazz van het restaurant
blowing blowing gone;
twee heavily tattooed punks die met skateboard onder de arm
langs de grote ramen voorbij voorbij komen.
"La cuenta, por favor."
© 2007, Robert Dorsman
From: die buitenste ruimte
From: die buitenste ruimte
BARCELONA - 2.5 YEARS LATER
We sit together in a restaurant, maybe for the last time.The name of the place is La Veronica –
rare minimalist chic in Barcelona’s gothic deal, at that:
lovely salad, a bottle of red wine and a bottle of water for us,
a marriage behind us
and your glasses are dark and your top is the red of war.
The chairs and tables are white white oblivion white.
My shirt is blue, a noisy Hawaian blue.
Some walls are red, your war-red,
and other walls are white white.
I don’t talk any more,
but your climb into one last battle –
You say
I shouldn’t ever dare to even start trying
to say anything to you
about new opportunities or a fresh start.
This is a crisis.
You’re suffering.
You’re right down there in the muck.
It is not a learning experience.
We should all go to Yugoslavia to learn
all about war and death and destruction.
You say, more softly now, another guy had also left you years ago
when the relationship, you thought, was okay.
“Er war auch ein lieber Kerl.
Menschen haben ihn gemocht.”
Yes, he was also a nice guy like me, you say,
but it afforded you a lot of pleasure
when you heard later
that he was always having problems with women,
you tell me and then close your mouth finally
into a thin, bitter line.
Frustrated, you twist the neck of a sugar sachet
so that white sugar falls slowly
onto the raving orange table cloth,
while you begin to cry behind your dark glasses.
I drink red wine and feel sick.
It’s harrowing to see you so,
but I don’t say anything
because I know you won’t listen.
I let you cry
because all I can really remember apparently
is a dwelling under the dome of a troubled sky,
a ‘Wohnung’, a hired place of loneliness
where people were always noisy and getting homesick,
where full-blast effort always came out at a drip,
where you had always already slept,
where only your poster of Betty Blue above the stereo
waited for me late at night to come home alone
and play her favourite razor sad songs.
I remember a marriage bed
where after a year or two
my love always had to wipe
its muddy feet or dry wet hair or clip nails or assume the position
for this like a dog on the ground
or outside on the balcony had to sleep,
while I came to lie beside you at night
like an insomniac soft-toy.
Gee, Schatzi, I swear I remember
a home and a marriage like
an elephant burial ground for dreams –
a place where love and potplants
had been left for dead.
But you stop crying,
look at the nearly empty bottle of wine,
the full bottle of water
and say thoughtfully, in a strange voice:
“Tja, irgendwie waren wir nie große Wassertrinker.”
And now my eyes swim
because yes, somehow we had not been great water drinkers,
in one way or another we were just not
never-ever whatever, somehow, anyway.
We drink the last few swigs of wine in silence –
the restaurant’s cool acid jazz
blowing blowing gone;
two heavily tattooed punks with skateboards under their arms
walking past the huge windows.
“La cuenta, por favor.”
© 2007, Richard Jürgens
Publisher: 2007, Poetry International Festival, Rotterdam
Publisher: 2007, Poetry International Festival, Rotterdam
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère